In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2018, hebben eisers, twee Albanese asielzoekers, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvraag om vergoeding voor buitengewone kosten door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De aanvraag was ingediend naar aanleiding van een bezoek aan hun gemachtigde ter voorbereiding van de zitting over de afwijzing van hun asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van eisers om asiel eerder door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn afgewezen. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het beroep te behandelen vastgesteld, ondanks dat er geen bezwaarprocedure was gevolgd, op basis van de relevante wetgeving en mandaatbesluiten.
De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het is gebleken dat de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen al op zitting waren behandeld, waardoor zij geen procesbelang meer hadden bij de vergoeding van kosten voor het bezoek aan hun gemachtigde. Eisers hebben echter gesteld dat zij schade hebben geleden door het bestreden besluit, maar de rechtbank oordeelde dat deze schade niet voldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang bestond en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar uitgesproken op 7 mei 2018.