ECLI:NL:RBDHA:2018:5513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
AWB 18/2056
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaken met betrekking tot verblijfsvergunning en toeslagen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht. Verzoekster, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor wijziging van de reguliere verblijfsvergunning en de intrekking van haar verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 5 oktober 2016 het primaire besluit genomen, waartegen verzoekster bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd op 28 februari 2018 ongegrond verklaard, waarna verzoekster op 21 maart 2018 beroep instelde tegen dit besluit.

Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst zouden worden totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen. De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de Belastingdienst alle toeslagen van verzoekster had beëindigd en teruggevorderd, wat haar financiële situatie ernstig zou beïnvloeden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van verzoekster om de uitkomst van het beroep af te wachten zwaarder woog dan het belang van de Belastingdienst om de toeslagen per direct te beëindigen. Daarom werd de voorlopige voorziening toegewezen, waarbij werd bepaald dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft totdat er een beslissing is genomen op haar beroep. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink, en is openbaar uitgesproken op 8 mei 2018. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/2056
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 8 mei 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit (het primaire besluit) van 5 oktober 2016 heeft verweerder de aanvraag voor het wijzigen van de reguliere verblijfsvergunning van eiseres en haar dochter afgewezen en zijn de reguliere verblijfsvergunningen van eiseres en haar dochter ingetrokken. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 28 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft op 21 maart 2018 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit (AWB 18/2055). Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden geschorst tot op het beroep is beslist (AWB 18/2056).
Verweerder heeft de op zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter doet zich met betrekking tot het onderhavige verzoek een situatie als bedoeld in voormelde bepaling voor, waartoe wordt overwogen als volgt.
3. Bij schrijven van 17 april 2018 heeft verzoekster de gronden van het verzoek ingediend. Op 3 mei 2018 heeft eiseres verzocht met spoed buiten zitting een voorlopige voorziening te treffen nu de Belastingdienst alle toeslagen van verzoekster heeft beëindigd en de voorschotbedragen heeft teruggevorderd omdat zij geen rechtmatig verblijf meer heeft in Nederland. Verweerder heeft op dit verzoek bij schrijven van 4 mei 2018 gereageerd.
4. Uit artikel 9, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) volgt dat een vreemdeling alleen zijn recht op toeslagen behoudt indien sprake is van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000 (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 maart 2017 [1] ). Nu niet op voorhand is uitgesloten dat het beroep kans van slagen heeft en alleen het toewijzen van de voorziening in afwachting van dit beroep het besluit van de Belastingdienst schorst is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. Het belang van verzoekster om de uitkomst van het beroep af te wachten is groter dan het belang van de Belastingdienst om de toeslagen per direct te beëindigen en terug te vorderen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- Treft de voorlopige voorziening dat de uitzetting van verzoekster achterwege blijft, hangende de beoordeling van haar beroep met AWB nummer 18/2055.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RVS:2017:828, rechtsoverweging 15.