ECLI:NL:RBDHA:2018:5551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
09/808900-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en computervredebreuk met opgelegde gevangenisstraf en contactverbod

Op 9 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging van zijn ex-partner en computervredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar herhaaldelijk te bellen, berichten te sturen en naaktfoto's van haar te verspreiden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk handelde, wat resulteerde in een veroordeling voor belaging. De officier van justitie had TBS met voorwaarden gevorderd, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel op dat moment te ingrijpend was, gezien de omstandigheden en de bereidheid van de verdachte om mee te werken aan behandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens werd een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaren, met vervangende hechtenis bij overtreding. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade, maar de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/808900-17 en 09/082334-16 (TUL)
Datum uitspraak: 9 mei 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 26 oktober 2017 (politierechter) en
26 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. M.J. van der Vlis, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 te Zoetermeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meerdere malen te bellen naar die [slachtoffer] en/of de voicemail van die [slachtoffer] in te spreken en/of
- meerdere malen berichten via email en/of SMS en/of MMS en/of Whatsapp te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- meerdere naaktfoto's van die [slachtoffer] te verspreiden, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2. hij op of omstreeks 30 juni 2017 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk, te weten een Hotmail/Outlook account, althans een [emailaccount] , is binnengedrongen door het doorbreken van een beveiliging en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten de niet voor hem, verdachte, bestemde inlognaam en bijbehorend wachtwoord, en/of door het aannemen van een valse hoedanigheid en hij vervolgens de gegevens (te weten opgeslagen foto's, althans bijlagen) die zijn opgeslagen, worden verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor zichzelf/haarzelf en/of een ander heeft overgenomen, afgetapt en/of opgenomen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij aangeefster [slachtoffer] , zijnde zijn ex-partner, in de periode van 14 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 heeft belaagd door haar meerdere malen te bellen, berichten te sturen en naaktfoto’s van haar te verspreiden. Voorts wordt de verdachte verweten dat hij computervredebreuk heeft gepleegd door wederrechtelijk binnen te dringen in een e-mailaccount in gebruik bij aangeefster en dat hij daarop opgeslagen gegevens heeft overgenomen.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, omdat er geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu niet is aangetoond dat de verdachte wederrechtelijk de beveiliging van een e-mailaccount in gebruik bij aangeefster heeft doorbroken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1
3.4.1.1 Feitelijke gedragingen
In april 2017 heeft de verdachte een relatie gekregen met aangeefster [slachtoffer] . Op 14 juli 2017 heeft aangeefster, die op dat moment zwanger was van verdachte, verdachte laten weten hun relatie te willen verbreken en hem gevraagd haar de rust te gunnen om na te denken over de toekomst. Op 24 juli 2017 is door aangeefster aangifte gedaan en een klacht ingediend tegen de verdachte van belaging. [2] Zij heeft in de dagen erna nog meerdere aanvullende aangiften gedaan van belaging door de verdachte.
Telefoontjes en berichten richting aangeefster
Aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van 13 juli 2017 tot en met 26 juli 2017 regelmatig door de verdachte is gebeld, zowel anoniem als door het bij aangeefster bekende telefoonnummer van verdachte, en dat zij meerdere berichten van hem heeft ontvangen. [3]
In de periode daarna was dit hetzelfde. Zo is aangeefster op 27 juli 2017 in totaal 5 keer gebeld door verdachte en heeft hij één keer haar voicemail ingesproken. [4] Op
28 juli 2017 heeft verdachte 67 keer naar aangeefster gebeld en haar 3 sms-berichten gestuurd. [5] Op 29 juli 2017 heeft de verdachte 13 keer naar aangeefster gebeld en heeft verdachte haar ook een e-mailbericht gestuurd waarbij een naaktfoto van aangeefster als bijlage was bijgevoegd. [6] Door aangeefster zijn de logbestanden overlegd van de belgegevens op 30 juli 2017. Hieruit blijkt dat zij gedurende de hele dag zeer vaak door verdachte is gebeld, soms zelfs meerdere keren per minuut. Ook heeft aangeefster meerdere voicemailberichten van verdachte ontvangen en heeft hij haar meerdere sms-berichten gestuurd. [7] Op 31 juli 2017 en op de dag van de aanhouding van verdachte, 1 augustus 2017 heeft verdachte nog meerdere berichten naar aangeefster verstuurd. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad veelvuldig naar aangeefster heeft gebeld en berichten heeft gestuurd. [9] Hoewel de verdachte aangeeft dat niet kan worden aangetoond dat hij ook anoniem naar aangeefster heeft gebeld, acht de rechtbank wel bewezen dat hij ook deze telefoontjes heeft gepleegd. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat de telefoontjes met een anoniem nummer kort op elkaar werden afgewisseld door telefoontjes afkomstig van het nummer van de verdachte. Daarbij komt naar het oordeel van de rechtbank dat uit het dossier of het verhandelde ter terechtzittingen niet aannemelijk is geworden dat iemand anders dusdanig vaak naar aangeefster heeft gebeld.
Verspreiden naaktfoto’s
Op 18 juli 2017 ontvangt [naam] , de zwager van aangeefster, een naaktfoto van aangeefster via WhatsApp van de verdachte. [10] [11] Op 22 juli 2017 heeft de moeder van aangeefster, [naam] , een MMS-bericht ontvangen van het telefoonnummer [(--)] . Bij dit bericht was een naaktfoto van aangeefster gevoegd. [12] Ook door de zus van de aangeefster, [naam] , is op 22 juli 2017 via WhatsApp een naaktfoto van aangeefster ontvangen van het telefoonnummer [(--)] . [13] De verdachte heeft verklaard dat dit zijn telefoonnummer betreft [14] en de verdachte heeft ook aangegeven dat hij deze foto naar de moeder en zus van aangeefster heeft gestuurd. [15]
3.4.1.2 Belaging
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de door de verdachte verrichte gedragingen belaging opleveren in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Om dat aan te kunnen nemen, moet sprake zijn van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Hieronder zal de rechtbank beoordelen of daarvan in het onderhavige geval sprake is geweest.
Opzettelijke inbreuk
Uit de WhatsAppgesprekken die zich in het dossier bevinden, blijkt dat er op 14 en
15 juli 2017 vele berichten zijn gestuurd, zowel door verdachte als door aangeefster. Gelet op het feit dat hier sprake is geweest van wederzijds contact kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat er op deze dagen sprake was van een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster.
Dat is anders voor de periode daarna. Vanaf 16 juli 2017 stuurt de verdachte vele berichten aan de aangeefster, die niet door haar worden beantwoord. Als aangeefster op enig moment reageert, geeft zij aan dat zij enkel in gesprek wil met de verdachte als daar ouders bij aanwezig zijn en dat zij geen relatie en ook geen contact meer met de verdachte wil. [16]
Op 25 juli 2017 heeft de verdachte telefonisch gesproken met een verbalisant van politiebureau Zoetermeer die aan hem heeft gevraagd niet meer naar aangeefster te bellen. De verdachte beloofde dat. [17] Ondanks deze belofte heeft de verdachte toch nog vele malen contact gezocht met aangeefster in de periode na 25 juli 2017 zoals volgt uit de hiervoor onder ‘telefoontjes en berichten richting de aangeefster’ opgenomen bewijsmiddelen.
Aan de verdachte is zowel door de politie als door aangeefster duidelijk gemaakt dat de aangeefster geen contact wilde hebben met de verdachte. Toch heeft dit de verdachte er niet van weerhouden om op verschillende wijzen veelvuldig contact te zoeken met aangeefster. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verklaring van de verdachte dat hij dit enkel deed uit emotie vanwege de door hem veronderstelde door aangeefster afgebroken zwangerschap en omdat hem was toegezegd dat er geen aangifte zou worden gedaan, terwijl dit uiteindelijk wel is gebeurd, maakt dit oordeel niet anders.
Oogmerk iets te dulden/vrees aanjagen
Uit de onder punt 3.4.1.1 bewezenverklaarde handelingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te dulden. Er werd haar geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van contact met de verdachte. Verdachte heeft - door zijn handelen - aangeefster gedwongen contact met hem feitelijk te dulden.
De aangeefster heeft verklaard dat zij door het handelen van verdachte niet meer alleen de straat op durfde en bang was voor verdachte. [18] Ook durfde zij enige tijd niet meer thuis te slapen. Verdachte schreef onder andere in een e-mailbericht: “hoorde je me vannacht niet?”. [19] De rechtbank is van oordeel dat door het vele bellen en het toesturen van dusdanig veel berichten waarbij soortgelijke opmerkingen door verdachte zijn gemaakt als hiervoor weergegeven, vrees kan zijn ontstaan bij de aangeefster. Verdachte heeft ook verklaard dat aangeefster ongetwijfeld bang zal zijn geweest door zijn handelen. [20]
Stelselmatigheid
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de duur, de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer, relevante factoren zijn bij de vraag of sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0096).
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte gedurende de periode van 16 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 herhaaldelijk, op veel verschillende manieren contact heeft gezocht met de aangeefster. Dit deed hij door zowel anoniem als met een zichtbaar telefoonnummer te bellen en ook voicemailberichten in te spreken. Daarnaast heeft verdachte vele WhatsApp-berichten, sms-berichten en e-mailberichten gestuurd naar de aangeefster. Voorts heeft de verdachte naaktfoto’s van aangeefster verspreid door deze aan de zus, zwager en moeder van aangeefster toe te sturen. De rechtbank overweegt dat er sprake is van een redelijk korte periode van ongeveer twee weken waarin verdachte op diverse wijzen contact heeft gezocht met aangeefster, maar de rechtbank acht de inbreuk op de levenssfeer van aangeefster wel stelselmatig gelet op de frequentie waarmee verdachte telefonisch contact heeft gezocht met aangeefster en de grote hoeveelheid berichten die aangeefster in die periode op verschillende wijzen heeft bereikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster [slachtoffer] , in de periode van 16 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017.
3.4.2.
Feit 2
Onder feit 2 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij computervredebreuk heeft gepleegd door wederrechtelijk binnen te dringen in het e-mailaccount van aangeefster en daarop opgeslagen gegevens heeft overgenomen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij nooit haar wachtwoord aan de verdachte heeft gegeven en hem nooit heeft verteld dat zij naaktfoto’s van zichzelf bezit.
De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft verklaard dat hij over het wachtwoord van aangeefster beschikte en zij over dat van hem, omdat zij deze tijdens de relatie aan elkaar gegeven hebben. Ook gebruikten zij over en weer elkaars laptop gedurende de relatie.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de verdachte op 30 juni 2017 verschillende naaktfoto’s van aangeefster naar zichzelf heeft ge-e-maild. De rechtbank overweegt dat zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard dat zij op dat moment nog een relatie hadden en dat verdachte in die periode veel bij aangeefster thuis was. Op basis van het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat aangeefster op enig moment gedurende de relatie heeft ingelogd op haar eigen (e-mail)account op de laptop van verdachte en dat verdachte op die manier toegang heeft gekregen tot bestanden van aangeefster. De verklaring van aangeefster op dit punt weerlegt deze mogelijkheid niet en de aangifte wordt niet door een ander bewijsmiddel ondersteund. Derhalve kan het feit niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1. hij in de periode van 16 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 te Zoetermeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meerdere malen te bellen naar die [slachtoffer] en de voicemail van die [slachtoffer] in te spreken en
- meerdere malen berichten via
e-mailen SMS en Whatsapp te sturen naar die [slachtoffer] en
- meerdere naaktfoto's van die [slachtoffer] te verspreiden, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid geheel uitsluiten, zoals hierna wordt overwogen.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Door de officier van justitie is gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd, zoals door de reclassering geadviseerd, en dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om aan de verdachte een contactverbod met aangeefster op te leggen in de vorm van een maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van 3 jaren, met een vervangende hechtenis bij het niet voldoen aan deze maatregel van 1 week gevangenisstraf per overtreding tot een maximum van 6 maanden, en deze maatregel eveneens dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan de verdachte niet de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen, maar eventuele voorwaarden aan een voorwaardelijke straf te verbinden. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen oplegging van een contactverbod in de vorm van een maatregel ex artikel 38v Sr.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 2 weken schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner. De verdachte heeft haar gedurende deze periode vrijwel dagelijks vele malen gebeld, voicemailberichten ingesproken en berichten gestuurd. Daarnaast heeft de verdachte naaktfoto’s van aangeefster verspreid naar haar familie. Hiermee heeft verdachte in ernstige mate inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster blijkt dat zij zich door het handelen van verdachte onder andere angstig, vernederd en gekwetst heeft gevoeld. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen geheel voorbij is gegaan aan de gevoelens van aangeefster en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en het uiten van zijn eigen gevoelens.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 9 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk al 2 keer is veroordeeld voor belaging waarbij hem onder andere (voorwaardelijke) gevangenisstraffen zijn opgelegd. Ten aanzien van één van deze veroordelingen loopt de verdachte nog in een proeftijd.
De gedragskundige rapportages
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro-Justitia rapporten van dr. R.A.R. Bullens (psycholoog) d.d. 5 januari 2017 (opgesteld ten behoeve van een eerdere strafzaak), drs. B.Y. van Toorn (psycholoog) d.d. 12 februari 2018 en A.C. Hoek (psychiater) d.d.
13 februari 2018. Uit het rapport van psycholoog Van Toorn blijkt dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek door deze deskundige. Van Toorn heeft derhalve de vraagstelling niet kunnen beantwoorden. Wel heeft de deskundige aangegeven de mening van mederapporteur Hoek te delen.
Uit het rapport van Hoek blijkt onder andere dat er bij verdachte sprake is geweest van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en afhankelijke trekken. Daarnaast is er sprake van een stoornis in het gebruik van amfetamine in vroege remissie. Ook heeft verdachte een gebrek aan zelfkritisch vermogen en empathie richting aangeefster. Er is sprake van complexe en chronische psychiatrische problematiek. Verdachte is dan ook gebaat bij een intensieve klinische psychotherapeutische behandeling waarbij veel aandacht is voor psychosociale problematiek en emotieregulatie.
De deskundigen zien een verband tussen de hiervoor genoemde diagnose en het ten laste gelegde feit wat zich uit in verlatingsangst, inadequate emotieregulatie, impulsiviteit en overmatige fixatie op aangeefster. Gelet hierop wordt door de deskundigen geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater schat het recidiverisico als hoog in als de situatie ongewijzigd blijft. Verdachte is niet gemotiveerd voor klinische behandeling. Er is sprake van een zorgelijke situatie rondom verdachte, mede gelet op de psychische problematiek en het feit dat hij geen huisvesting en adequate dagbesteding heeft.
De problematiek blijkt te ernstig om een passende behandeling aan te bieden in ambulante vorm. De psychiater merkt op dat eerdere behandelingen in het kader van een voorwaardelijke straf onvoldoende zijn gebleken nu verdachte binnen dit kader is gerecidiveerd. Derhalve adviseert de psychiater om over te gaan tot een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden met als bijzondere voorwaarde een klinische behandeling, abstinentie van middelen en reclasseringstoezicht.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het maatregelrapport van GGZ Reclassering Fivoor d.d. 17 april 2018. De reclassering acht het recidiverisico hoog wanneer er niet intensiever wordt ingezet op een behandeling van verdachte dan nu het geval is. De reclassering acht een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden dan ook passend. Echter, gelet op het gebrek aan motivatie bij verdachte om mee te werken aan een klinische behandeling en screening van zijn netwerk, acht de reclassering deze maatregel niet uitvoerbaar. Verdachte heeft meerdere malen de wens geuit te willen vluchten op het moment dat hem de maatregel TBS met voorwaarden wordt opgelegd. De reclassering acht een klinische behandeling en screening van het netwerk van verdachte echter wel essentieel om een traject in het kader van TBS met voorwaarden te laten slagen. Gelet op het gebrek aan motivatie om hieraan mee te werken adviseert de reclassering om de maatregel TBS met voorwaarden niet op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat aan de verdachte eerder voor belaging een voorwaardelijke straf is opgelegd met daaraan bijzondere voorwaarden verbonden. Verdachte wordt in dat kader momenteel behandeld bij De Waag. Verdachte is desalniettemin gerecidiveerd. De huidige behandeling is naar het oordeel van de rechtbank dan ook blijkbaar onvoldoende passend om het recidiverisico in te perken. Door de psychiater wordt geadviseerd om daarom nu de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen, zodat verdachte intensiever en eventueel klinisch kan worden behandeld voor zijn problematiek.
De rechtbank overweegt dat het ten laste gelegde feit is gepleegd in een korte periode onder invloed van veel emoties met betrekking tot het beëindigen van een relatie en een zwangerschap die geen doorgang heeft gevonden. Verdachte heeft de afgelopen periode geen contact meer met aangeefster gezocht en lijkt nu rustiger te zijn in zijn emotie richting aangeefster. Gelet hierop, en mede gelet op de constatering dat verdachte niet mee wil werken en het daarop volgend advies van de reclassering, acht de rechtbank de maatregel TBS met voorwaarden voor dit moment te ingrijpend en zal de maatregel dan ook thans niet aan verdachte opleggen. Wel merkt de rechtbank op dat dit echt
de laatste kansvoor verdachte betreft. De mogelijkheid dat bij een eventuele volgende keer de maatregel TBS al dan niet met voorwaarden wel wordt opgelegd is dan zeer zeker aanwezig. De rechtbank hoopt dat dit bij verdachte doordringt en de goede keuze zal maken.
Gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank houdt er bij de hoogte van de straf rekening mee dat het bewezenverklaarde feit de verdachte verminderd kan worden toegerekend. Gelet op het recidiverisico zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen onder een groot aantal bijzondere voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat verdachte kortdurend klinisch kan worden opgenomen om zodoende te worden behandeld voor zijn psychiatrische problematiek. Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld, betreft op zichzelf geen feit waarbij rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte geen fysiek geweld heeft toegepast jegens aangeefster. Derhalve ziet de rechtbank geen mogelijkheid de voorwaarden die verbonden worden aan de voorwaardelijke straf dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank acht een contactverbod met aangeefster in de vorm van een maatregel ex artikel 38v Sr op zijn plaats. Gelet op het strafblad van verdachte en de rapporten van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 38v Sr te stellen voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.869,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de geleden schade is ontstaan.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces is. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering disproportioneel hoog is en dat deze dient te worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade van in totaal € 169,- voor een nieuw slot, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering tot vergoeding van de materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 169,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag ook toewijzen vanaf 20 juli 2017, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum (de datum waarop zij een nieuw slot heeft aangeschaft) is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige, te weten de immateriële schade, niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de behandeling van de vordering voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met dit gedeelte van de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 7,72, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De schadevergoedingsmaatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat ten aanzien van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 176,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
20 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer] .

9.De inbeslaggenomen goederen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 9, 14, 16, 21, 23, 24 en 25 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard, dat het onder 13 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer, dat de onder 4, 8, 10 en 11 genummerde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en dat de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 15, 17, 18, 19, 20 en 22 genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de computer van verdachte (nummer 14 op de beslaglijst) en de zwarte USB-stick terug worden gegeven aan de verdachte. Voor het overige heeft de raadsvrouw geen opmerkingen gemaakt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 9, 14, 16, 21, 23, 24 en 25 genummerde voorwerpen, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen het bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 13 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien
dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de op de beslaglijst onder 4, 8, 10 en 11 genummerde voorwerpen en teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 15, 17, 18, 19, 20 en 22 genummerde voorwerpen.

10.De vordering tenuitvoerlegging

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van
de bij vonnis van de rechtbank d.d. 29 september 2016 aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de huidige behandeling van verdachte. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 10 april 2018 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank d.d. 29 september 2016, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank acht in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen gronden aanwezig om de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
belaging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (VIJF) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door GGZ Reclassering Fivoor en zich gedurende de proeftijd meldt, zo frequent als GGZ Reclassering Fivoor dat nodig acht, het verlenen van medewerking aan huisbezoeken daaronder inbegrepen;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychiatrische problematiek, ook als dat inhoudt een meerdaagse klinische behandeling; in het kader van zijn behandeling kan de veroordeelde worden verplicht zich kortdurend klinisch te laten opnemen, voor zover – ter beoordeling van voormelde zorginstelling in overleg met de reclassering – zich een crisis bij de veroordeelde voordoet ter bestrijding van die crisis of als de ambulante behandeling onvoldoende blijkt om één of meer van de gestelde behandelingsdoelen te bereiken, te weten detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken of zoveel korter als de zorginstelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht;
- niet van verblijfplaats zal veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
- op geen enkele wijze contact heeft met het slachtoffer in onderhavige zaak, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1981;
- zich niet zal ophouden binnen een straal van 200 meter van de [adres slachtoffer] ;
- zich zal onthouden van alcohol- en drugsgebruik en zich niet zal onttrekken aan controles hierop;
- inzicht geeft in zijn financiën en meewerkt, indien geïndiceerd, aan een financieel begeleidingstraject, ook als dit bewindvoering inhoudt;
- zich inzet voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
- altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt op de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 3 (drie) jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1981;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
verklaart de maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 169,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
20 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 7,72, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen dit deel van de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 176,72, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 9, 14, 16, 21, 23, 24 en 25 genummerde voorwerpen, te weten: (9) 1 STK Computeronderdeel, GPS tracker, (14) 1 STK Computer zwart, DELL, (16) 1 STK Kaart, Sandisk 16 GB, (21) 1 STK USB-stick zwart, Dane-Elec zonder dop, (23) 1 STK telefoontoestel, rood, Samsung, (24) 4 STK Document T-Mobile en (25) 1STK document, uitdraai telefoongegevens;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 13 genummerde voorwerp, te weten: 1 STK verdovende middelen, zakje wit poeder en gebruikersvoorwerpen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 4, 8, 10 en 11 genummerde voorwerpen, te weten: (4) 1 STK Sleutel, Center Parcs kamer [(--)] , (8) 1 STK Sleutel, Seat, autosleutel, (10) 1 STK Telefoontoestel, wit Samsung en (11) 1 STK Telefoontoestel, IPhone, serienummer: [(--)] ;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 12, 15, 17, 18, 19, 20 en 22 genummerde voorwerpen, te weten: (1) 1 STK USB Stick, Take MS, (2) 1 STK Geheugensimkaart Lebara, (3) 1 STK Sleutelbos, meerdere sleutels aan bos met bruine klip, (5) 1 STK Sleutel, Sleutel van Axa met hanger nummer [(--)] , (6) 1 STK Camera, Aquapix met foto’s, (7) 1 STK Geheugensimkaart, zwart, Kingston Micro SD, (12) 1 STK Papier, (15) 1 STK Kaart Apacer, Multimediacard 256 MB, (17) 1 STK Kaart, Emtec SD kaart 2 GB, (18) 1 STK USB stick zilver, Quantore zonder dop, (19) 1 STK USB-stick zwart uitschuifbaar, (20) 1 STK USB-stick blauw met zwart zonder dop, (22) 1 STK USB-stick zilver, HP;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 29 september 2016, gewezen onder parketnummer 09/082334-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.W.E. de Ruiter, voorzitter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
mr. N.S.M. Lubbe, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017206470, van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer-Leidschendam/Voorburg, bureau Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 278) en het aanvullend proces-verbaal I (p. 1 t/m 64).
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 15, proces-verbaal van aangifte p. 10-11 en proces verbaal van ontvangst klacht, p. 12
3.Proces-verbaal van aangifte p. 10 en proces-vebraal van verhoor aangeefster, p. 14 t/m 16 en p. 20 t/m 28
4.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 29
5.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 31 en 32
6.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 31 en 32
7.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 43 en p. 45 t/m 57
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204 t/m 206
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting
10.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] p. 74
11.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] , p. 69
12.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] , p. 64
13.Proces-verbaal verhoor getuige [naam] , p. 68
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 262
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting
16.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 15 en 16
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 78
18.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 17
19.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 33
20.Verklaring verdachte ter terechtzitting