ECLI:NL:RBDHA:2018:5831

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Eritrese nationaliteit als kennelijk ongegrond met motiveringsgebrek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van een Eritrese eiser. De eiser had op 14 juli 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd op 11 april 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende gemotiveerd had gesteld dat het asielrelaas van de eiser niet overtuigend was. De eiser had geen documenten kunnen overleggen ter onderbouwing van zijn verhaal over een ziekenhuisopname en het niet kunnen afmaken van zijn school. Bovendien had hij tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen afgelegd over zijn reis en zijn illegale uitreis uit Eritrea.

Tijdens de zitting op 3 mei 2018, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld. De rechtbank concludeerde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser uit Eritrea niet in geschil waren, maar dat de eiser niet in staat was zijn asielrelaas te onderbouwen. De rechtbank vond dat de verweerder een motiveringsgebrek had, omdat niet was aangetoond dat de eiser Eritrea legaal had verlaten en dat hij niet te vrezen had bij terugkeer.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.002,-. Deze uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7478

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. X.J. Polak).

ProcesverloopBij besluit van 11 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.7479, plaatsgevonden op 3 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohammed Ali. Tevens was aanwezig C. Elazizi van stichting NIDOS. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Eritrese nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Op 14 juli 2017 heeft hij een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2015 zijn school niet af kon maken doordat hij een langere periode in het ziekenhuis had gelegen. Eiser vreest gedwongen in militaire dienst te moeten, nu hij niet meer naar school gaat en hij vreest voor de autoriteiten vanwege het illegaal uitreizen van zijn land.
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat uitgegaan wordt van de door eiser opgegeven nationaliteit, identiteit en herkomst. Aan het asielrelaas van eiser wordt echter geen geloof gehecht. Dat eiser in het ziekenhuis heeft gelegen en geweigerd werd op school, heeft hij niet met stukken onderbouwd; dit is toerekenbaar volgens verweerder. Ook heeft eiser tegenstrijdige, wisselende en ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. Gelet op eisers ongeloofwaardige asielrelaas en de ongeloofwaardige verklaringen over zijn reis, wordt ook zijn gestelde illegale uitreis niet aannemelijk geacht. Nu eiser verklaringen heeft afgelegd die worden aangemerkt als inconsequent en tegenstrijdig, wordt zijn aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. Eiser kan zijn relaas niet onderbouwen met documenten. Los van zijn relaas heeft hij te vrezen voor de autoriteiten in zijn land van herkomst omdat hij zich, gezien zijn leeftijd, had moeten melden voor de dienstplicht, hij zich hieraan heeft onttrokken, en omdat hij zijn land van herkomst illegaal heeft verlaten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers relaas over de gestelde ziekenhuisopname en het niet meer toegelaten worden tot school niet overtuigt. Verweerder heeft in het voornemen uitgebreid gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser onlogisch, vaag, summier en tegenstrijdig zijn en niet overtuigen. Van eiser mag verwacht worden dat hij eenduidig verklaart. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser zijn relaas niet met documenten, dan wel met consistente verklaringen heeft onderbouwd. De stelling van eiser dat verweerder geen rekening houdt met het feit dat eiser een kind is en dat de kans daardoor aanwezig is dat hij niet eenduidig verklaart over zijn verleden, volgt de rechtbank niet. Gelet op zijn leeftijd mag van hem verwacht worden dat hij op eenvoudige kennisvragen antwoord kan geven.
6. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst uit Eritrea niet in geschil zijn. Eiser heeft gesteld zijn land van herkomst illegaal, te voet, te hebben verlaten in 2015, toen hij 14 jaar oud was. Blijkens informatie uit het ambtsbericht inzake Eritrea [1] is het relatief moeilijk voor Eritreeërs hun land op legale wijze te verlaten. Daarvoor hebben zij niet alleen een geldig reisdocument nodig maar ook een uitreisvisum [2] . Paspoorten, identiteitskaarten en uitreisvisa worden alleen afgegeven wanneer iemand zijn nationale dienstplicht heeft vervuld. Dienstplichtigen kunnen geen paspoort aanvragen [3] . Ouders kunnen voor hun kinderen een paspoort aanvragen, maar minderjarige kinderen die de dienstplichtige leeftijd naderen lopen de kans dat hun paspoortaanvraag geweigerd wordt [4] . Iedereen dient de dienstplicht te vervullen. Gelet op eisers leeftijd was hij nagenoeg dienstplichtig. Verweerder heeft in dit verband ter zitting verwezen naar het arrest M.O. tegen Zwitserland van het EHRM [5] . Het beroep op dit arrest slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet, nu verweerder de sleutelelementen (‘
key elements’zie rechtsoverweging 78 van het arrest) identiteit, nationaliteit en herkomst uit Eritrea wel geloofwaardig acht. Dat eiser mogelijk uit de diaspora afkomstig is, heeft verweerder eerst in het bestreden besluit tegengeworpen; bovendien heeft verweerder niet onderbouwd waar dit uit moet blijken. Het is bij deze stand van zaken aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiser Eritrea wel legaal heeft verlaten en dat hij niet heeft te vrezen bij terugkeer. Op dit punt is sprake van een motiveringsgebrek als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb [6] .
7. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan een oordeel over de kennelijk ongegrondheid van eisers asielaanvraag. Verweerder zal opnieuw moeten beslissen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,- (duizendtwee euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Ministerie van Buitenlandse Zaken, Algemeen Ambtsbericht (AAB) Eritrea, 7 februari 2017.
2.AAB 6 februari 2017, blz. 48.
3.AAB 6 februari 2017, blz. 22.
4.AAB 6 februari 2017, blz. 23.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 20 juni 2017, zaaknummer: 41282/16, JV 2017/176.
6.Algemene wet bestuursrecht