ECLI:NL:RBDHA:2019:1806
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit wegens ongeloofwaardige desertie en illegale uitreis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van het bestuursrecht en vreemdelingenrecht. De eiseres stelde dat zij had gedeserteerd uit Eritrea vanwege de oneindige militaire dienst en dat zij illegaal het land had verlaten. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiseres over haar desertie en illegale uitreis ongeloofwaardig waren, vooral omdat zij in het bezit was van een echt bevonden Eritrees paspoort. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij op illegale wijze het land had verlaten, en dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank wees het verzoek van de eiseres om een contra-expertise af, omdat zij niet had aangetoond dat dit noodzakelijk was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.