ECLI:NL:RBDHA:2018:5865
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid Italië voor asielaanvraag van Marokkaanse eiseres met verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, een Marokkaanse vrouw, in beroep ging tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris had de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres had een Schengenvisum en een reguliere verblijfsvergunning van Italië, en betoogde dat de Dublinverordening niet van toepassing was omdat zij in het bezit was van deze vergunning.
De rechtbank overwoog dat, volgens de Dublinverordening, de lidstaat die een geldige verblijfstitel heeft afgegeven verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, zolang de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten. De rechtbank concludeerde dat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van eiseres, omdat zij niet in het bezit was van subsidiaire bescherming, maar van een reguliere verblijfsvergunning. Eiseres had ook niet aangetoond dat Italië haar niet de nodige bescherming kon bieden.
De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiseres, waaronder haar persoonlijke omstandigheden en de aanwezigheid van haar partner in Nederland, niet voldoende waren om af te wijken van de verantwoordelijkheid van Italië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd digitaal ondertekend en bekendgemaakt, met de mogelijkheid voor eiseres om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.