ECLI:NL:RBDHA:2018:5895
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijfsrecht voor EU-burgers op basis van onvoldoende bewijs van rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiseres voor een document ‘duurzaam verblijfsrecht burgers van de Unie’. Eiseres, een Bulgaarse nationaliteit, heeft haar aanvraag ingediend op 14 juli 2016, maar deze werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 12 december 2016. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 14 april 2017 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 14 maart 2018 zijn zowel eiseres als haar gemachtigde niet verschenen, evenmin als de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiseres heeft gesteld dat zij sinds 2001 in Nederland verblijft en dat zij recht heeft op duurzaam verblijfsrecht, maar heeft niet kunnen onderbouwen dat zij gedurende vijf jaar aaneengesloten rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1 augustus 2008 ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP) en dat zij in detentie heeft gezeten van 11 augustus 2011 tot en met 12 november 2012.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieperiodes niet meetellen voor het rechtmatig verblijf en dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij voor en na haar detentie voldoende middelen van bestaan had. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat zij al sinds 2001 in Nederland verblijft, verworpen, omdat zij dit niet heeft onderbouwd. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat een rechtsmiddel open voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.