ECLI:NL:RBDHA:2018:6312
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot overdracht aan Frankrijk op grond van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser van Afghaanse nationaliteit tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 13 november 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland. De staatssecretaris had op 19 februari 2018 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij nooit is gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Frankrijk, omdat de uitnodiging voor het Dublingehoor hem niet had bereikt. Daarnaast betwistte hij de geregistreerde geboortedatum die door Frankrijk was opgegeven, en stelde dat hij minderjarig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor het Dublingehoor naar een verkeerde opvanglocatie was gestuurd, maar oordeelde dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn bezwaren kenbaar te maken. De rechtbank concludeerde dat er geen schending was van de zorgvuldigheidseisen, omdat eiser niet benadeeld was door het gebrek in de procedure. Ten aanzien van de geboortedatum oordeelde de rechtbank dat eiser niet had aangetoond dat hij ten onrechte als meerderjarig was geregistreerd in Frankrijk. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 april 2018.