ECLI:NL:RBDHA:2018:6578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
C/09/525367 / HA ZA 17-75
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid besluiten kerkgenootschap El-Wahda en bevoegdheden geschillen- en adviescommissie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, staat de rechtsgeldigheid van besluiten van het kerkgenootschap El-Wahda centraal. De eisers, [A], [B] en [C], hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, [X], [Y] en [Z], en het kerkgenootschap zelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat El-Wahda een kerkgenootschap is in de zin van artikel 2:2 BW en dat de regels van titel 1 van Boek 2 BW niet van toepassing zijn, maar wel naar analogie kunnen worden toegepast. De rechtbank heeft de procedure en de feiten rondom de oprichting van El-Wahda en de benoeming van de geschillen- en adviescommissie onderzocht. De rechtbank concludeert dat de geschillen- en adviescommissie bevoegd was om bindende adviezen uit te brengen, ook al was er een patstelling binnen het bestuur. De rechtbank heeft de vorderingen van [A c.s.] afgewezen, met uitzondering van de verklaring dat het bestuur op 29 juni 2016 bestond uit [Y] en [Z]. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan de gedaagden, [X], [Y] en [Z].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/525367 / HA ZA 17-75
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van

1.[A] ,

2.
[B],
3.
[C],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. A. Aaryf te Utrecht,
tegen

1.[X] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. W. van Leuveren te Waddinxveen,
2.
[Y],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. G. Barendregt te Gouda,
3.
[Z],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. G. Barendregt te Gouda
en tegen
het kerkgenootschap
MOSKEE EL-WAHDA GOUDA,gevestigd te Gouda,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A. Aaryf te Utrecht.
Eisers worden hierna ieder afzonderlijk [A] , [B] en [C] genoemd en gezamenlijk [A c.s.] (meervoud). Gedaagden worden hierna ieder afzonderlijk [X] , [Y] en [Z] genoemd en gezamenlijk [X c.s.] (meervoud). Eiseres in het incident wordt hierna El-Wahda genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 januari 2017, met de productie 1 tot en met 40;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [X] , met de producties 1 tot en met 13;
  • de conclusie van antwoord van de zijde van [Y] en [Z] , met de producties 1 tot en met 9;
  • het tussenvonnis van 26 april 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de incidentele conclusie tot voeging (ex artikel 217 Rv) van de zijde van El-Wahda;
  • de akte vermeerdering/wijziging van eis tevens houdende akte overlegging producties van de zijde van [A c.s.] , met de producties 41 tot en met 43;
  • de akte overlegging productie van de zijde van [A c.s.] , met productie 44;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 4 september 2017.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
El-Wahda is een kerkgenootschap. El-Wahda heeft (naast de algemene in de statuten beschreven doelstellingen) in het bijzonder tot doel het realiseren van een nieuwe moskee/een nieuw islamitisch centrum. Zij had daarvoor de voormalige PWA-kazerne op het oog. Voor het bereiken van dat doel heeft El-Wahda een groot bedrag aan giften, donaties en leningen ontvangen.
2.2.
In de notulen van een op 14 februari 2014 gehouden oprichtingsvergadering staat onder meer vermeld dat het eerste bestuur van El-Wahda wordt gevormd door [… ] (hierna: [… ] ), [B] , [A] , [Z] , [C] en [Y] . Zij zijn ook bestuurder (geweest) van een van de drie bestaande moskeeën in Gouda, te weten van de moskeeën Nour, Elfath en Assalam. Verder is in de notulen opgenomen:
Besluiten van het eerste Bestuur:1. Het bestuur stelt de statuten vast.
2. De benoeming van de Bestuursleden gaat in vanaf vandaag (14 februari 2014) tot 2 jaren na het moment van aankoop van de PWA Kazerne.
3. Het Bestuur stelt de geschillen- en adviescommissie in en benoemt de heer [X] tot lid vanuit zijn juridische deskundigheid. De huidige imam van moskee El Fath zal door de voorzitter van El Wahda aangezocht worden als tweede en tevens laatste lid geschillen- en adviescommissie voor religieuze geschillen. De leden oordelen onafhankelijk van elkaar over hun eigen vakgebied. (…) deze eerste geschillen- en adviescommissie wordt in principe voor de duur van 6 jaren benoemd.
2.3.
Bij notariële akte van 8 april 2014 is El-Wahda opgericht. In de oprichtingsakte zijn de statuten vastgesteld. De onder 2.2. genoemde zes personen zijn hierin (artikel 48) als bestuurders benoemd. Verder bepalen de statuten, voor zover relevant:
EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAPArtikel 29Het bestuurslidmaatschap eindigt:
(…)
- bij schriftelijke ontslagneming (bedanken),
(…)
- een ontslagen bestuurslid kan binnen veertien dagen na ontslag in beroep bij de geschillen- en adviescommissie. De geschillen- en adviescommissie geeft binnen veertien dagen een bindend advies aan alle betrokken partijen.
(…)
GESCHILLEN- EN ADVIESCOMMISSIEArtikel 421. Het kerkgenootschap kent een permanente geschillen- en adviescommissie.
2. Deze commissie wordt gekozen door de algemene ledenvergadering uit de leden. De eerste commissie wordt echter benoemd door het bestuur.
(…)
4. De commissie heeft tot taak het oplossen van geschillen tussen de leden van de organen van het kerkgenootschap, alsmede tussen de individuele leden van het kerkgenootschap.
De commissie kan echter ook op eigen initiatief op ieder terrein zaken onderzoeken en bindende of niet bindende adviezen uitbrengen.
5. Elke geschil of vraag kan worden voorgelegd aan de geschillen- en adviescommissie.
6. In de geschillen- en adviescommissie zitten maximaal drie als integer bekende mannelijke moslims, waarvan er minstens een aan een Nederlandse universiteit afgestudeerd jurist is en een islamitisch is geschoold.
7. De commissieleden worden voor een periode van zes jaar benoemd en zijn herbenoembaar.
8. De geschillen- en adviescommissie toetst aan deze statuten en de relevante wet- en regelgeving.
9. Een beslissing van de geschillen- en adviescommissie is voor alle partijen in laatste instantie bindend.
2.4.
[… ] heeft zich op 15 april 2014 teruggetrokken als bestuurder van El-Wahda, waarna nog vijf bestuursleden resteerden.
2.5.
Medio 2015 heeft de gemeenteraad van Gouda toestemming geweigerd voor het verder ontwikkelen van de plannen van El-Wahda met betrekking tot de voormalige PWA-kazerne. Binnen het bestuur is toen verschil van inzicht ontstaan over de toekomst van El-Wahda. Kort gezegd wilden [Y] en [Z] op zoek naar een nieuwe locatie voor het door El-Wahda te realiseren islamitisch centrum. [A] en [B] wilden het nieuwe islamitische centrum laten realiseren door een nieuw – door leden van moskee Assalam – op te richten kerkgenootschap Dar Al-Hoeda. Onder de leden van El-Wahda is toen onrust ontstaan, in het bijzonder vanwege de door hen aan El-Wahda gedane giften en donaties en de onduidelijkheid ten aanzien van de aanwending dan wel de terugbetaling daarvan.
2.6. Op 19 mei 2016 heeft [X] per e-mail, met als onderwerp
‘Bindende adviezen Geschillen- en adviescommissie El-Wahda’, aan onder meer [A] geschreven:
Salaam Aleikoem geachte bestuursleden van kerkgenootschap El-Wahda,
Zoals bij u bekend is er momenteel een aantal personen, verenigd in een andere kerkgenootschap, actief om een of meerdere kantoorpanden aan te kopen om naar men zegt een Islamitisch Centrum te realiseren. Deze ontwikkeling zorgt voor verwarring bij de leden van El-Wahda ten aanzien van de financiele positie van Kerkgenootschap Moskee El-Wahda Gouda en geeft ook veel spanningen in de Goudse islamitische gemeenschap. Met name de nauwe betrokkenheid van de heer [A] bij deze nieuwe kerkgenootschap geeft reden tot zorg en is voor mij voldoende reden enige duidelijkheid te scheppen wat betreft de besluitvorming en de (financiele) positie van El-Wahda.
Op grond van artikel 42 van de statuten van Kerkgenootschap Moskee El-Wahda Gouda deel ik u het volgende mee.
Daar er momenteel sprake is van een bestuurlijke chaos en onvermogen, en er sprake lijkt van belangenverstrengeling, heeft de Geschillen- en adviescommissie besloten u een tweetal bindende adviezen te geven.
Bindend advies 1Het eerste bindende advies houdt in dat u op zondag 25 september 2016 in de middag een Algemene Ledenvergadering houdt (…). Hiertoe dient u in augustus en de eerste week van september elk lid schriftelijk op te roepen. In deze ledenvergadering zal de leden, gezien het belang van het onderwerp en te verwachten discussie, uitsluitend (1 agendapunt) worden gevraagd de middelen van El-Wahda te bestemmen. (…)
(…)
Ten aanzien van het bestuurlijk handelen deel ik u het volgende mee. Er is bestuurlijke chaos en instabiliteit ontstaan doordat o.a.:
a. De heer [A] tijdens de laatste ALV van moskee Nour, en public en in mijn aanwezigheid heeft aangegeven per direct geen bestuurslid van El-Wahda meer te zijn. maar zich wel als zodanig gedraagt en uitspraken doet.
b. De heer [B] leden van El-Wahda actief oproept hun bijdragen aan El-Wahda terug te vragen, terwijl bij hem bekend is dat de statuten van El-Wahda dit niet toestaan (artikel 12 lid 11 van de statuten).
c. Er geen (deugdelijke) administratie wordt gehouden. De administratie is gewoonweg een puinhoop.
d. Het voorzitterschap van het Kerkgenootschap in het geheel niet functioneert.
e. Schending artikelen 24-28 van de statuten. De financiele positie van El-Wahda is niet transparant, waardoor de risico’s niet duidelijk zijn en er tevens op geen enkele wijze duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is en wie over welke middelen van El-Wahda beschikt of kan beschikken.
f. De bestuursleden elkaar momenteel openlijk vijandig bejegenen en zelf bestrijden.
g. Het op initiatief van de heer [A] op chaotische wijze en in strijd met de statuten onttrekken van grote bedragen aan El-Wahda ten gunste van derden.
h. De heer [A] de functie van statutaire geschillen- en adviescommissie openlijk tracht te ondermijnen.
i. De heer [A] openlijk tweespalt zaait in het bestuur en bestuursleden onheus bejegent en onder druk zet.
j. De heer [A] een lid van de geschillen- en adviescommissie onder druk zet en intimideert.
Gevolgen bestuurlijk handelen.
Bindend advies 2Tot het moment dat de ALV een besluit heeft genomen over de bestemming van de middelen van El-Wahda (25 september 2016), kan het bestuur uitsluitend op basis van unanimiteit besluiten nemen. Elk besluit van het bestuur is schriftelijk en behoeft de handtekening van de vier bestuursleden. Elk ander besluit is nietig.
Overigens wijs ik u er op dat bestuurlijk falen kan leiden tot persoonlijke aansprakelijkheid voor de schade die El-Wahda heeft geleden of in de toekomst zal lijden. Dit onderwerp zal te zijner tijd op mijn initiatief door de juiste instanties worden onderzocht.
De inwerkingtreding van deze bindende adviezen is per 19 mei 2016, 6.00 uur.
Hoogachtend,
mr. [X]
Geschillen- en adviescommissie
2.7.
Op 16 juni 2016 heeft Dar Al-Hoeda een koopovereenkomst gesloten betreffende de aankoop van onroerend goed, gelegen aan de [adres] (hierna: de koopovereenkomst).
2.8.
In een “Verslag overleg bestuur” van 16 juni 2016 staat vermeld dat aanwezig waren [Z] en [Y] en dat afwezig waren [A] en [B] , die beiden ondanks tijdige oproep niet zijn verschenen. Verder staat hierin, voor zover relevant, vermeld:
(...) Het bestuur besluit de heer [A] per vandaag te ontheffen van zijn functie als voorzitter. Tevens spreekt het bestuur het voornemen uit hem te ontslaan uit het bestuur. Wel krijgt de heer [A] nog eerst de kans zich in de eerstvolgende bestuursvergadering op maandag 27 juni a.s. te verantwoorden.
3. Taken bestuursleden
Het besluit wordt genomen dat per vandaag de heer [Z] voorzitter is van het kerkgenootschap en de heer [Y] penningmeester. De heren [A] en [B] lid.
4. ALV
Het besluit om op zondag 26 juni a.s. een ALV te houden wordt bekrachtigd. De ALV zal in het teken staan van de toekomst van El-Wahda. (…)
2.9.
Op 26 juni 2016 is een Buitengewone Algemene Leden Vergadering (hierna: de BALV) georganiseerd. Van de BALV zijn zowel van de zijde van [A c.s.] als van de zijde van [Y] en [Z] notulen overgelegd. Uit laatstgenoemde versie volgt dat deze vergadering, kort gezegd, met het nodige tumult gepaard is gegaan. Verder blijkt uit beide versies van de notulen dat het de bedoeling van El-Wahda is dat de leden desgewenst hun giften en donaties terug krijgen, nu de voormalige PWA-kazerne niet zal worden aangekocht.
2.10. In de notulen van een bestuursvergadering van 28 juni 2016, ondertekend door [A] , [B] en [C] , staat onder meer vermeld dat [Y] en [Z] afwezig zijn, alsmede:
(…) We hebben de afgelopen periode (bindeden) adviezen heeft gekregen vanuit de geschillen- en adviescommissie en adviesgroep die in strijd zijn met onze statuten, tekort doen aan onze leden en ons als bestuur in discretie hebben gebracht. De geschillen- en adviescommissie en adviesgroep handelen, zonder enig overleg met het bestuur, op eigen initiatief wat voor veel onrust zorgt bij de Gouds islamitische gemeenschap (…)
Wij hebben als merendeels (3/5) van het bestuur besloten om iedere mandaat/bevoegdheid in te trekken van deze eenmansgeschillen- en adviescommissie zoals opgenomen in de statuten. De schorsing duurt voort tot tenminste de eerstvolgend ALV waar de leden het laatste woord krijgen over deze commissie, de samenstelling, aan welke eisen deze moet voldoen en de bevoegdheden die zij krijgt.
2.11.
Op 29 juni 2016 heeft de geschillen- en adviescommissie, in persoon van [X] , een brief (hierna ook: het (tweede) bindend advies) aan de bestuursleden van El-Wahda doen toekomen, luidend als volgt:
Betreft: Bindende Uitspraak Geschillen- en adviescommissie(…)
Geachte bestuursleden van kerkgenootschap El-Wahda,
Het conflict binnen het bestuur van El-Wahda is in extreme geescaleerd. Momenteel brengt het gedrag van de heer [A] en de heer [B] de veiligheid van de andere bestuursleden, gewone leden en de Geschillen- en adviescommissie ernstig in gevaar.
Op vrijdag 20 mei jl. heeft de heer [A] in Moskee Nour de leden toegesproken en gezegd dat Kerkgenootschap El-Wahda niet meer bestaat. Tevens heeft hij een andere bestuurslid van El-Wahda, de heer [Y] , belet de gelovigen toe te spreken. Hij heeft hem hierbij fysiek aangevallen en ernstig bedreigd. Tevens beweerde de heer [A] dat de heer [Y] en de heer [X] geld van El-Wahda hebben gestolen cq ontvreemd. Na dit incident is de fysieke veiligheid van de heer [Y] en de heer [X] niet meer gewaarborgd in Gouda. De heer [Y] is als gevolg van het gedrag van de heer [A] zelfs met de door bedreigd.
In moskee El-Fath heeft de heer [B] ook publiekrechtelijk verklaard dat El-Wahda niet meer bestaat en hij de middelen van El-Wahda niet kan garanderen. Ook dit heeft ertoe geleid dat er een onveilige en bedreigende sfeer is ontstaan rond de heren [Y] , [Z] en [X] . Tevens heeft de heer [B] in mijn aanwezigheid voorgesteld de statuten te laten voor wat ze zijn en het vermogen van El-Wahda over te maken naar een derde partij waar zowel [B] als [A] bij betrokken zijn, namelijk een onduidelijke samenwerking van de rechtspersonen Esalaam, EL Houda en El Fitrah.
Dit brengt de positie van de overige bestuursleden in ernstig fysiek gevaar, nu de leden is wijsgemaakt dat El-Wahda niet meer bestaat en dientengevolge onduidelijkheid bestaat over het vermogen van El-Wahda. M.a.w. de leden denken, door toedoen van [B] en [A] dat het geld van El-Wahda is gestolen door o.a. de bestuursleden.
In de ledenvergadering van 26 juni jl. is duidelijk geworden dat de heren [B] en [A] de vijandelijkheden richting El-Wahda en de overige bestuursleden ondersteunen en met alle geweld bovengenoemde derden over het vermogen van El-Wahda willen laten beschikken. Hier zijn beelden van. Niet het belang van El-Wahda staat voorop, maar het beschadigen en het ontvreemden van het vermogen van El-Wahda stond centraal tijdens de betreffende ledenvergadering.
Als compromis om fysiek geweld tegen te gaan is door de leden goedgekeurd dat alle ter vergadering aanwezige leden, na registratie, hun voorwaardelijke donatie terug kunnen krijgen. Door drukte mocht de verder registratie van de aanwezige leden in de drie Goudse moskeeen plaatsvinden. Deze afspraak is definitief en kan niet worden teruggedraaid.
In de hierboven genoemde vergadering schoof de heer [A] ten onrechte en vanuit het niets een oud-bestuurder, [C] , naar voren als een zittend bestuurslid om op deze wijze de getalsmatige verhouding in het bestuur in zijn voordeel te beslechten. Ik wil u in herinnering roepen dat de heer [C] in een eerder stadium in 2015 schriftelijk heeft bedankt. Het document heb ik persoonlijk onder ogen gehad.
Om het conflict niet verder te laten escaleren en de gevolgen van het gedrag van [B] en [A] zoveel mogelijk te neutraliseren, geef ik u ogv artikel 42 van de statuten het volgende bindende advies.
1. Het bestuurslidmaatschap van de heer [A] en de heer [B] wordt per vandaag op basis van artikel 29 van de statuten beeindigd. Tevens worden zowel [B] als [A] op grond van artikel 12 lid 6 per vandaag geroyeerd als lid van het kerkgenootschap. Beide heren krijgen tevens binnen 7 dagen de door hen betaalde voorwaardelijke donaties terug.
2. Ik heb tevens besloten aangifte te doen bij de politie/justitie van het door mij vastgestelde bestuurlijk handelen en wanbeleid van [A] en [B] . Ik zal de Officier van Justitie verzoeken om een grondig onderzoek naar deze twee bestuursleden en de gang van zaken bij El-Wahda tot nu toe.
3. De heer [C] geen bestuurslid is van El-Wahda.
4. Het bestuur van El-Wahda momenteel uitsluitend bestaat uit de heren [Y] en [Z] .
Van elke overtreding van het in dit besluit gestelde zal aangifte worden gedaan bij de politie. Tevens zal de door El-Wahda geleden schade in een procedure op de overtreders worden verhaald.
Beroep bij de Geschillen-en adviescommissie is mogelijk binnen 14 dagen. Beroep heeft echter geen schorsende werking wat betreft de werking van dit besluit.
Hoogachtend,
Mr. [X]
Lid geschillen- en adviescommissie (juridisch)
2.12.
In de notulen van een bestuursvergadering van 8 juli 2016, ondertekend door [A] , [B] en [C] , staat onder meer vermeld dat, kort gezegd (i) dat [Y] en [Z] afwezig waren en (ii) dat is besloten [Y] en [Z] te schorsen als bestuurder tot de eerstvolgende algemene ledenvergadering, waar zal worden gevraagd een besluit te nemen hen te ontslaan.
2.13. De Rabobank Gouwestreek U.A. (hierna: de Rabobank) heeft op verzoek van [A] in augustus 2016 de bevoegdheid van [Z] en [Y] om over de bankrekening van El-Wahda te beschikken beëindigd. [Z] en [Y] hebben daarna aan de Rabobank verzocht om dit weer te herstellen dan wel de rekening te blokkeren. Daarop heeft de Rabobank de rekening geblokkeerd, totdat duidelijk is wie bevoegd is om hierover te beschikken.
2.14.
Medio september 2016 hebben [Y] en [Z] kennis genomen van een naar de leden van El-Wahda uitgegane uitnodiging voor een op 27 september 2016 te houden algemene ledenvergadering (ALV), met als agendapunten onder meer, kort gezegd, het ontslag van [Y] en [Z] als bestuurders en het geven van een mandaat aan het bestuur van El-Wahda om de geschillen- en adviescommissie per direct te ontslaan en te vervangen.
2.15.
[Y] en [Z] , mede handelend namens El- Wahda, hebben daarna [A c.s.] gedagvaard om ter zitting te verschijnen in een kort geding bij deze rechtbank, waarbij zij vorderingen hebben ingediend die er toe strekten om de op 27 september 2016 geplande ALV geen doorgang te laten vinden.
2.16.
Tevens hebben [A c.s.] , mede handelend namens El-Wahda, de hiervoor onder 2.2 genoemde moskeeën, Dar Al-Hoeda alsmede drie personen die zich hoofdelijk aansprakelijk hebben gesteld tot nakoming van de koopovereenkomst en [X c.s.] gedagvaard om ter zitting te verschijnen in een kort geding bij deze rechtbank. Zij hebben daarbij vorderingen ingediend die er (kort samengevat) toe strekten dat [A] en [B] weer over het vermogen van El-Wahda kunnen beschikken, dat [Y] en [Z] medewerking verlenen aan de uitvoering van de koopovereenkomst en dat zij diverse voor El-Wahda van belang zijnde gegevens verstrekken.
2.17.
Op 26 september 2016 heeft de mondelinge behandeling van beide kort gedingen plaatsgevonden. Ter zitting is een regeling is getroffen die er, kort gezegd, toe strekt de aan El-Whada gedane donaties terug te betalen/geven aan de donateurs die dat wilden. De regeling is neergelegd in een proces-verbaal.
2.18.
Medio oktober 2016 hebben [Y] en [Z] het standpunt ingenomen dat [A c.s.] geen bestuurders van El-Wahda meer zijn. Zij beriepen zich daarbij op het tweede bindend advies. Daarop hebben [A c.s.] en El-Wahda de voorzieningenrechter van deze rechtbank onder meer verzocht [Y] en [Z] te bevelen zich niet meer als bestuurder van El-Wahda uit te geven. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 4 november 2016 het gevorderde afgewezen en daarin overwogen dat voorshands geoordeeld moet worden dat [C] sinds medio 2015 geen bestuurslid meer is. Ten aanzien van de positie van [A] en [B] heeft de voorzieningenrechter voorshands geoordeeld dat zij sinds het tweede bindend advies niet langer bestuurder zijn van El-Wahda.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[A c.s.] vorderen – na eiswijziging en samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Aprimairvoor recht verklaart dat:
I. [X] geen deel uitmaakt van de geschillen- en adviescommissie als bedoeld in artikel 42 van de statuten van El-Wahda, althans niet bevoegd is om zelfstandig de geschillen- en adviescommissie (ex artikel 42 van de statuten) te vertegenwoordigen;
II. alle ‘bindende adviezen’ van [X] aangaande El-Wahda, waaronder (mede) begrepen de ‘bindende adviezen’ van 19 mei 2016 en/of 29 juni 2016 nietig zijn, althans deze vernietigt;
III. [A c.s.] en ieder ander bij El-Wahda betrokken persoon niet gebonden zijn aan de onder II. bedoelde bindende adviezen van [X] ;
IV. de ‘besluiten’ uit het verslag bestuursoverleg gedateerd op 16 juni 2016 nietig zijn, althans dat [A c.s.] en ieder ander bij El-Wahda betrokken persoon daaraan niet gebonden is;
V. het bestuur van El-Wahda op 29 juni 2016 bestond uit bestuursvoorzitter [A] , bestuurder [B] , bestuurder [C] , bestuurder [Y] en penningmeester [Z] , althans uit tenminste bestuursvoorzitter [A] , bestuurder [B] en bestuurder [C] , althans uit tenminste bestuursvoorzitter [A] en bestuurder [B] ;
Bsubsidiair:VI. voor recht verklaart dat het bestuur van El-Wahda thans in elk geval bestaat uit (tenminste) bestuursvoorzitter [A] , bestuurder [B] , bestuurder [C] en penningsmeester [Z] ;
VII. voor recht verklaart dat de voorzitter ( [A] ) samen met de penningmeester ( [Z] ) dan wel twee bestuurders (behoudens de statutaire beperkingen) vrijelijk kan beschikken over het vermogen van El-Wahda, waaronder mede begrepen de bankrekening(en) van El-Wahda bij de Rabobank en/of andere banken;
VIII. beveelt dat [X c.s.] alle bij (een ieder van) hen in bezit en/of (middellijk) in beheer zijnde gedoneerde goederen binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis overdragen aan het bestuur van El-Wahda op straffe van verbeurte van een dwangsom voor een ieder van € 10.000,- per dag of dagdeel dat niet (geheel) wordt voldaan aan het vonnis;
C meer subsidiair:IX. kandidaat-notaris mr. [kandidaat-notaris] , althans een andere te benoemen persoon, tot tijdelijk bestuurder met doorslaggevende stem van El-Wahda benoemt en opdracht geeft om voor de retournering door El-Wahda van voorwaardelijk gedoneerde gelden en goederen aan de donateurs zorg te dragen, waarbij de administratie – zoals ingediend bij het BIBOB-onderzoek – als uitgangspunt dient te gelden. Zodra de voor de tijdelijke bestuurder benodigde inventarisatie- en waarderingswerkzaamheden zijn geëindigd, dient deze een ALV te beleggen. Vervolgens dient deze tijdelijke bestuurder toezicht te houden op de deugdelijke uitbetaling van de vorderingen aan de donateurs. De werkzaamheden van de aan te wijzen tijdelijke bestuurder zijn in die zin tijdelijk, dat deze eindigen zodra uitbetaling aan de donateurs heeft plaatsgevonden,
althans
kandidaat-notaris mr. [kandidaat-notaris] , althans een ander door de rechtbank aan te wijzen persoon, de opdracht geeft tot inventarisatie en waardering van de vorderingen van donateurs tot terugbetaling van de donaties aan El-Wahda, waarbij de administratie – zoals ingediend bij het BIBOB-onderzoek – als uitgangspunt dient te gelden, alsmede de opdracht verstrekt om toezicht te houden op de deugdelijke uitbetaling door El-Wahda van de geaccordeerde vorderingen aan de donateurs. De werkzaamheden van de aan te wijzen notaris eindigen zodra uitbetaling van de geaccordeerde vorderingen aan de donateurs heeft plaatsgevonden,
althans
kandidaat-notaris mr. [kandidaat-notaris] , althans een andere aan te wijzen persoon een dusdanige opdracht geeft die de rechtbank geraden acht om de retournering van de donaties en bescherming van het vermogen van El-Wahda te verwezenlijken;
X. het bestuur van El-Wahda verplicht om een ALV te beleggen op instignatie van deze tijdelijke bestuurder/persoon, waarbij in ieder geval de terugbetaling aan de donateurs en de bepaling van de verdere koers van El-Wahda aan de orde dient te komen, alsmede oordeelt dat de kosten van deze tijdelijke bestuurder/persoon voor rekening van El-Wahda dienen te komen;
XI. [Y] en [Z] veroordeelt om medewerking te verlenen aan deblokkering van de bankrekening van El-Wahda bij de Rabobank zodat het bestuur van El-Wahda en/of mr. [kandidaat-notaris] , althans de te benoemen persoon over de bankrekening kan beschikken, met bepaling dat bij uitblijven van bedoelde medewerking van [Y] en [Z] het vonnis in de plaats treedt van deze medewerking;
XII. [Y] en [Z] veroordeelt om daags na betekening van dit vonnis alle administratie van El-Wahda alsmede de gedoneerde sieraden en zaken over te dragen aan het bestuur van El-Wahda, zulks op verbeurte van een dwangsom voor eenieder van € 5.000,- per dag of dagdeel dat zij niet (geheel) aan zodanige uitspraak voldoen met een maximum van € 350.000,-, althans een zodanige dwangsom als uw rechtbank in goede justitie vermag te bepalen;
D primair, subsidiair en meer subsidiair:XIII. [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
XIV. [X c.s.] hoofdelijk veroordeelt in de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en, indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans van de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
[A c.s.] leggen aan hun primaire vorderingen (samengevat) het volgende ten grondslag.
ten aanzien van de vordering I.3.2.1. Overeenkomstig artikel 42 lid 2 van de statuten wordt de eerste geschillen- en adviescommissie samengesteld door het bestuur. Dit is niet gebeurd. [X] heeft zichzelf bij de oprichting van El-Wahda tot lid van de geschillen- en adviescommissie benoemd. Daaraan ligt geen benoemingsbesluit van het bestuur ten grondslag. Evenmin blijkt uit enig document dat [A c.s.] [X] expliciet als bindend adviseur hebben erkend.
ten aanzien van de vorderingen II. en III.3.2.2. Als zelfbenoemd bindend adviseur was [X] onbevoegd tot het uitvaardigen van bindende adviezen. Derhalve zijn de hiervoor onder 2.6. en 2.11. genoemde adviezen nietig. Voor zover [X] voornoemde adviezen wel heeft kunnen uitvaardigen, geldt volgens [A c.s.] dat deze vernietigd dienen te worden omdat (i) [X] niet voldoet aan de eigenschappen die men in redelijkheid aan een bindend adviseur kan en mag stellen, (ii) de adviezen in strijd zijn met de doelstelling van El-Wahda, (iii) de adviezen in strijd zijn met de statuten van El-Wahda, (iv) de adviezen voor wat betreft de inhoud vernietigbaar zijn, (v) de adviezen voor wat betreft de totstandkoming nietig zijn en (vi) de adviezen in strijd zijn met de beginselen van een behoorlijk proces.
ten aanzien van vordering IV.3.2.3. Op 16 juni 2016 heeft geen bestuursoverleg plaatsgehad, althans dit overleg is niet op geldige wijze belegd. Indien en voor zover het voorgaande niet tot nietigheid van elk van de ‘besluiten’ van 16 juni 2016 zou leiden, heeft – aldus nog steeds [A c.s.] – in ieder geval te gelden dat die ‘besluiten’ wegens strijd met de statuten en wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden vereist op de voet van de artikel 2:15 lid 1 sub a en sub b vernietigbaar zijn.
ten aanzien van de vordering onder V.3.3. [X] heeft met het tweede bindend advies geprobeerd [A] en [B] te ontslaan als bestuurders en hen als lid van El-Wahda te royeren. De geschillen- en adviescommissie heeft deze bevoegdheid niet. De statuten voorzien in een duidelijke regeling voor de beëindiging van het bestuurslidmaatschap; daartoe is slechts het bestuur en de ALV bevoegd. Het in het bindend advies opgenomen ontslagbesluit is aldus onbevoegd uitgevaardigd en daarmee nietig. Wat betreft [C] betwisten [A c.s.] dat hij in 2015 zijn bestuurslidmaatschap zou hebben opgezegd (bedankt). Door [C] is geen bedankbrief of ander bericht (WhatsApp of soortgelijk) aan het bestuur gestuurd. [A c.s.] stellen dat het voor hen van eminent belang is dat de rechtbank bij declaratoir vonnis vaststelt dat [A c.s.] nog steeds het bestuur van El-Wahda vormen en terecht geen gevolg hebben gegeven aan vorenbedoeld ontslagbesluit.
3.4.
[X c.s.] voeren gemotiveerd verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in het incident
3.6.
El-Wahda vordert dat haar wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van [A c.s.] te voegen, met veroordeling van [X c.s.] in de kosten van het incident.
3.7.
[A c.s.] en [X c.s.] hebben zich ter zitting over de incidentele vordering uitgelaten. [A c.s.] gaan akkoord met een eventuele voeging van El-Wahda aan haar zijde. [X c.s.] stellen zich daarentegen op het standpunt dat het verzoek tot voeging te laat is ingediend en moet worden afgewezen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident

4.1.
Ingevolge artikel 218 Rv is de bevoegdheid van een partij om zich te voegen beperkt tot uiterlijk de roldatum waarop de laatste conclusie in de hoofdzaak wordt genomen. El-Wahda heeft de incidentele vordering tot voeging ingesteld bij incidentele conclusie op de rol van 4 september 2017. De door gedaagden op de rol van 15 maart 2017 genomen conclusies van antwoord zijn de laatste conclusies in de hoofdzaak, nu nadien geen re- of dupliek of nadere conclusies zijn toegestaan noch genomen. Genoemde conclusies van antwoord dienen aldus te worden aangemerkt als laatste conclusies als bedoeld in artikel 218 Rv. Aangezien El-Wahda haar vordering tot voeging heeft ingesteld op 4 september 2017, is zij aldus te laat.
4.2.
De incidentele vordering tot voeging zal gelet op het bovenstaande worden afgewezen.
in de hoofdzaak
4.3.
Bij de beoordeling wordt voorop gesteld dat El-Wahda een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 BW is en als zodanig rechtspersoonlijkheid bezit. Kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dat niet in strijd is met de wet. De regels van titel 1 van Boek 2 BW gelden – met uitzondering van artikel 2:5 BW – niet voor kerkgenootschappen. Deze regels kunnen wel naar analogie worden toegepast, maar dat behoort niet plaats te vinden indien deze zich niet verdragen met het statuut van het kerkgenootschap of indien de eigen aard van de kerkelijke verhouding zich daartegen verzet.
4.4.
[A c.s.] stellen dat [X] geen lid van de geschillen- en adviescommissie is althans niet bevoegd is zelfstandig de geschillen- en adviescommissie te vertegenwoordigen en vorderen een verklaring voor recht ter zake (vordering I.). Volgens [A c.s.] dient voor de benoeming van leden van de geschillen- en adviescommissie de letterlijke tekst van de statuten van El-Wahda te worden gevolgd. Nu El-Wahda pas op 8 april 2014 is opgericht, was benoeming medio februari 2014 nog niet mogelijk. Het bestuur heeft geen geschillen- en adviescommissie ingesteld althans een benoemingsbesluit voor [X] als lid van de geschillen- en adviescommissie ontbreekt, aldus [A c.s.]
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat deze onderbouwing onvoldoende gewicht in de schaal legt tegenover het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van [X c.s.] dat [X] wel is benoemd als lid van de geschillen- en adviescommissie. Dit is ten eerste te lezen in de notulen van de op 14 februari 2014 gehouden oprichtingsvergadering van El-Wahda, waarin melding wordt gemaakt van de benoeming van [X] en een derde tot lid van de geschillen- en adviescommissie door de personen die later het bestuur van El-Wahda zijn gaan vormen. Tevens maken de notulen melding van de specifieke deskundigheid van de twee leden van de geschillen- en adviescommissie, [X] voor de juridische zaken en voornoemde derde voor de religieuze zaken, en is bepaald dat de leden onafhankelijk van elkaar over hun eigen vakgebied kunnen oordelen. De benoeming is voor de duur van zes jaar. De rechtbank stelt vast dat een en ander in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 42 van de statuten, waarin staat dat de eerste geschillen- en adviescommissie wordt benoemd door het bestuur, in principe voor de duur van zes jaar, met verwijzing naar specifieke deskundigheid (zie hiervoor onder 2.3).
Verder is gebleken dat [X] door de leden van El-Wahda ook daadwerkelijk als lid van de geschillen- en adviescommissie is benaderd. Zo kan dat uit een verzoek van 19 januari 2015 van de voorzitter van de kerngroep vrouwencommissie gericht aan de “
Geschillen- en adviescommissie van El Wahda [X]” worden afgeleid. Uit het door [Y] en [Z] overgelegde e-mailbericht van 20 januari 2015 van [X] aan het bestuur over deze kwestie blijkt wel dat [X] toen ook al (alleen) is opgetreden in zijn rol als vertegenwoordiger van de geschillen- en adviescommissie en dat [A c.s.] hem eerder ook als zodanig hebben erkend. Ter zitting heeft [A] bovendien verklaard dat onder zijn leiding in de moskee een bijeenkomst heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de problemen van de vrouwencommissie, waarbij aanwezig waren [X] en [Q] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft [A] hiermee bevestigd dat [X] en [Q] functioneren als leden van de geschillen- en adviescommissie. Een andere verklaring hebben [A c.s.] voor de aanwezigheid van [X] en [Q] niet gegeven. [Q] zelf heeft overigens op 20 september 2016 schriftelijk verklaard lid te zijn van de geschillen- en adviescommissie van El-Wahda (productie 26 bij dagvaarding).
Ten slotte blijkt ook uit tussen [B] en [X] gevoerde e-mails van 21 en 22 april 2016 dat [X] als lid van de geschillen- en adviescommissie wordt erkend. [B] heeft dat ter zitting bevestigd door te verklaren dat hij [X] begin april 2016 heeft gebeld voor bemiddeling tussen de bestuurders, omdat het hem zelf niet lukte contact te krijgen met de andere bestuurders. Overigens heeft [B] ter zitting ook verklaard dat [X] aanwezig was bij alle bestuursvergaderingen. Omdat [A c.s.] voor de aanwezigheid van [X] geen andere verklaring hebben gegeven, is mede gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden de conclusie gerechtvaardigd dat [X] daar was in zijn hoedanigheid van lid van de geschillen- en adviescommissie.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat [X c.s.] hiermee de stellingen van [A c.s.] voldoende gemotiveerd hebben betwist. Het had op de weg van [A c.s.] gelegen hun stellingen nader te onderbouwen. Dit hebben zij nagelaten. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe.
De rechtbank overweegt in dit verband nog het volgende. [A c.s.] hebben weliswaar gesteld dat zij zich de oprichtingsvergadering niet meer kunnen herinneren, maar dit rechtvaardigt niet de conclusie dat die vergadering niet heeft plaatsgevonden en de notulen vals zijn. Ter zitting heeft [A] immers verklaard dat hij aanwezig was bij de vergadering waarin gestemd is over de samenstelling van het bestuur. De rechtbank leidt hier uit af dat [A] bij de oprichtingsvergadering op 14 februari 2014 aanwezig was.
[A c.s.] betwisten nog wel de juistheid van de inhoud van de notulen, maar dit betreft een betwisting in algemene zin zodat de rechtbank hieraan voorbijgaat.
Ten slotte zijn evenmin feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat het lidmaatschap van [X] is beëindigd en [X] thans geen deel meer uitmaakt van de advies- en geschillen- en adviescommissie. [A c.s.] hebben weliswaar besloten om [X] op 28 juni 2016 te schorsen, maar – daargelaten of [A c.s.] daartoe bevoegd waren – gesteld noch gebleken is dat daarop een rechtsgeldig ontslagbesluit is gevolgd.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de sub I gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
4.8.
De vorderingen sub II. en sub IV. hebben betrekking op de rechtsgeldigheid van besluiten in de zin van de artikelen 2:14 en 2:15 BW. Deze artikelen kunnen zoals hiervoor onder 4.3. is overwogen naar analogie worden toegepast. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de statuten volgt dat zowel het bestuur (artikel 16 e.v. statuten) als de geschillen- en adviescommissie (artikel 42 statuten) zijn aan te merken als een orgaan van El-Wahda, in de zin van een uit een of meer personen bestaande functionele eenheid, die bij het optreden in functie krachtens enige bepaling in de statuten of de wet belast is met een nader omschreven taak en aan wie daarbij beslissingsbevoegdheid omtrent de eigen taakuitoefening is toegekend, hetgeen ook overigens niet door [A c.s.] is weersproken.
4.9.
Vorderingen die ertoe strekken de nietigheid van besluiten van (organen van) een rechtspersoon in rechte uit te spreken, dan wel dergelijke besluiten in rechte te vernietigen, kunnen slechts worden ingesteld door of tegen genoemde rechtspersoon. Dat betekent dat nu El-Wahda geen partij is in deze procedure, de vorderingen II. en IV. reeds daarom niet kunnen worden toegewezen. Het voorgaande leidt ertoe dat [A c.s.] niet kunnen worden ontvangen in de vorderingen sub II. en sub IV.
4.10.
[A c.s.] vorderen vervolgens sub III dat de rechtbank voor recht verklaart dat [A c.s.] noch ieder ander bij El-Wahda betrokken persoon gebonden is aan de bindende adviezen van 19 mei 2016 en/of 29 juni 2016.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3. is overwogen, zijn de statuten van El-Wahda leidend bij de beoordeling van (de status van) het bindend advies. In de statuten is een duidelijke regeling opgenomen voor de taken en bevoegdheden van de geschillen- en adviescommissie (artikel 42 lid 4), onder meer inhoudende het oplossen van geschillen tussen de leden van de organen van het kerkgenootschap en het op eigen initiatief onderzoeken van zaken en daarover bindende adviezen uitbrengen, die voor alle partijen in laatste instantie bindend zijn (artikel 42 lid 8). Nu gesteld noch gebleken is dat deze statutaire regeling in strijd is met de wet, dient deze tot uitgangspunt te worden genomen bij de verdere beoordeling.
4.12.
Nu ook het bestuur een orgaan van El-Wahda is, moet worden aangenomen dat eveneens aan het bestuur adviezen kunnen worden gegeven en dat het bestuur – net als alle andere partijen over wie wordt geadviseerd – gehouden is om die bindende adviezen na te komen.
4.13.
Naast het voorgaande wordt in ogenschouw genomen dat in de statuten in artikel 29 is bepaald dat bij ontslag van een bestuurder het laatste woord is aan de geschillen- en adviescommissie die bindend adviseert op een beroep daartegen van een ontslagen bestuurder (zie ook hiervoor onder 2.3).
4.14.
Vast staat dat voorafgaand aan het bindend advies van 29 juni 2016 een patstelling binnen het bestuur is ontstaan, met grote en onoverbrugbare verschillen van mening tussen enerzijds [A] en [B] en anderzijds [Z] en [Y] . Deze patstelling, die een weerspiegeling is van de verschillende opvattingen die leefden onder de leden van El-Wahda over de in te zetten koers nadat bleek dat de plannen met de voormalige PWA-kazerne geen doorgang konden vinden, heeft grote onrust onder de leden van El-Wahda veroorzaakt.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat – gezien de in de statuten opgenomen taakomschrijving – de geschillen- en adviescommissie de aangewezen instantie is die een oplossing moet bieden in een situatie als de onderhavige waar sprake is van een diepgaand meningsverschil binnen een vierhoofdig bestuur, met twee bestuursleden aan iedere zijde, waardoor het bestuur in feite vleugellam is, terwijl binnen het kerkgenootschap grote onrust bestaat. De geschillen- en adviescommissie heeft haar taak ook aldus opgevat. De geschillen- en adviescommissie heeft de kwestie op eigen initiatief onderzocht en het aangewezen geacht om een bindend advies uit te brengen, een en ander overeenkomstig de in de statuten aan haar toegekende bevoegdheden.
4.16.
[A c.s.] wijzen er terecht op dat de geschillen- en adviescommissie niet expliciet de bevoegdheid heeft om zelfstandig bestuursleden te ontslaan. Zoals ook de voorzieningenrechter reeds heeft overwogen in het vonnis van 4 november 2016, laat dit echter onverlet dat het binnen de reikwijdte van de bevoegdheid van advies- en geschillen- en adviescommissie valt om bindend advies uit te brengen naar aanleiding van de impasse die was ontstaan als gevolg van het geschil binnen het bestuur. De rechtbank is van oordeel dat alle partijen – ook de bestuursleden die het betreft – zich dienen te houden aan de bindende adviezen. De rechtbank weegt mee dat ook de advies- en geschillen- en adviescommissie krachtens de statuten het laatste woord heeft over het ontslag van bestuursleden.
4.17.
Het voorgaande leidt ertoe dat de sub II gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen.
4.18.
[A c.s.] vorderen vervolgens een verklaring voor recht over de samenstelling van het bestuur op 29 juni 2016 (vordering V.). Tussen partijen is niet in geschil dat [Y] en [Z] op 29 juni 2016 deel uitmaakten van het bestuur. In zoverre zal de gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen.
4.19.
Partijen twisten over de vraag of [C] , [A] en [B] op 29 juni 2016 deel uitmaakten van het bestuur. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
4.20.
Zoals onder 4.16 overwogen is de rechtbank is van oordeel dat alle partijen zich dienen te houden aan de bindende adviezen, waaronder het tweede bindend advies. Daarin is bindend geadviseerd dat [C] geen bestuurslid is van El-Wahda; hij had daarvoor al schriftelijk bedankt in 2015. Verder is bindend geadviseerd dat per 29 juni 2016 het bestuurslidmaatschap van [A] en [B] wordt beëindigd en het bestuur van El-Wahda uitsluitend bestaat uit [Y] en [Z] . De conclusie is dan ook dat [A] , [B] en [C] op 29 juni 2016 geen deel uitmaakten van het bestuur van El-Wahda.
4.21.
Gelet op het voorgaande wordt vordering V. – behoudens het overwogene onder 4.18 – voor het overige afgewezen.
4.22.
Met het bij de behandeling van de primaire vorderingen gegeven oordeel komt de rechtbank niet toe aan de (meer) subsidiaire vorderingen VI. tot en met XII. Deze vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
proceskosten in het incident
4.23.
El-Wahda zal als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het incident, welke aan de zijde van [A c.s.] en [X c.s.] bij gebreke van conclusies van antwoord in het incident worden begroot op nihil.
proceskosten in de hoofdzaak
4.24.
[A] , [B] en [C] worden, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk veroordeeld in de kosten van dit geding. Deze kosten worden zowel aan de zijde van [X] als aan de zijde van [Y] en [Z] begroot op € 287 aan griffierecht en € 904 (2 punten à tarief II) aan salaris advocaat, aldus in totaal op € 1.191. De over de proceskosten gevorderde rente zal als niet weersproken worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
4.25.
Voor veroordeling in de door [Y] en [Z] gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident5.1. wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt El-Wahda in de kosten van het incident, aan de zijde van [A c.s.] en [X c.s.] tot op heden begroot op nihil;
in de hoofdzaak
5.3.
verklaart [A c.s.] niet-ontvankelijk in hun vorderingen I. tot en met IV.;
5.4.
verklaart voor recht dat het bestuur van El-Wahda op 29 juni 2016 bestond uit [Y] en [Z] ;
5.5.
wijst het gevorderde voor het overige af;
5.6.
veroordeelt [A] , [B] en [C] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [X] tot op heden begroot op € 1.191 en aan de zijde van [Y] en [Z] tezamen tot op heden begroot op € 1.191, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 1486