ECLI:NL:RBDHA:2018:766

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering afgifte rijbewijs op basis van woonachtig zijn in Nederland

In deze zaak heeft eiseres op 6 maart 2017 een aanvraag ingediend voor de afgifte van een Nederlands rijbewijs. De aanvraag werd op 29 maart 2017 door de RDW afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de eis van minimaal 185 dagen woonachtig zijn in Nederland. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd op 4 juli 2017 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 30 november 2017 was eiseres niet aanwezig, maar de RDW werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 32 van het Reglement rijbewijzen de aanvrager op het moment van de aanvraag in Nederland woonachtig moet zijn. Eiseres stelde echter dat zij, ondanks haar uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (Brp), feitelijk in Nederland woonachtig was. Ze heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften, die haar stelling ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de eis van inschrijving in de Brp geen dwingend vereiste is volgens de geldende richtlijnen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de RDW opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de RDW veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan eiseres. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij feitelijk woonachtig is in Nederland, ondanks haar uitschrijving uit de Brp.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/5585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

en

de Directie van de RDW, verweerster

(gemachtigde: M.A. Groenewoud).

Procesverloop

Op 6 maart 2017 heeft eiseres om afgifte van een Nederlands rijbewijs gevraagd.
Bij besluit van 29 maart 2017 heeft verweerster de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarde dat zij minimaal 185 dagen in Nederland woonachtig is.
Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 4 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017.
Eiseres is niet ter zitting verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Ingevolge artikel 32, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen (hierna: het Reglement) – voor zover hier van belang - dient de aanvrager, indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs aan een aanvrager aan wie nog niet eerder een rijbewijs is afgegeven voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft, op het moment van de aanvraag in Nederland woonachtig te zijn en tevens in de onmiddellijk aan de aanvraag voorafgaande periode van één jaar ten minste 184 dagen in Nederland woonachtig zijn geweest.
1.2
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (hierna: de Richtlijn) is – voor zover hier van belang – de afgifte van het rijbewijs onderworpen aan de voorwaarde dat de aanvrager zijn gewone verblijfplaats moet hebben op het grondgebied van de lidstaat die het rijbewijs afgeeft.
1.3
Op grond van artikel 9 van de Richtlijn – voor zover van belang – wordt voor de toepassing van deze richtlijn onder “gewone verblijfplaats” verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen of, voor iemand zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden blijken tussen hemzelf en de plaats waar hij woont.
2 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij – ondanks het feit dat zij zich in 2013 heeft laten uitschrijven omdat zij destijds van plan was naar het buitenland te verhuizen, hetgeen zij echter niet heeft gedaan - fulltime werkt in [plaats], in Nederland verblijft en haar correspondentieadres heeft op het adres van haar ouders in Nederland, doch zich op laatstgenoemd adres om persoonlijke redenen niet kan inschrijven in de Brp. Voorts heeft zij een aantal stukken overgelegd waaruit volgens haar valt af te leiden dat zij – ondanks haar uitschrijving - woonachtig is (en was) in Nederland. Zo heeft zij bankafschriften overgelegd over een periode van 6 maanden.
3 De rechtbank overweegt het volgende.
Niet in geschil is dat eiseres niet (meer) staat ingeschreven in de Basisregistratie personen (Brp).
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in haar uitspraak van 10 oktober 2007 (ECLI:NL:RVS:2007:BB5201) heeft de wetgever beoogd in artikel 32 van het Reglement uitvoering te geven aan de in artikel 7, eerste lid, onder b, van de Richtlijn gegeven basiseis dat de lidstaten hun nationale rijbewijzen slechts afgeven aan personen die in de lidstaat van afgifte hun gewone verblijfplaats hebben. Gelet op de bewoording van artikel 32 van het Reglement, die vrijwel identiek is aan die van artikel 7, eerste lid, onder b, in samenhang met artikel 9, eerste alinea, van de Richtlijn, moet het bepaalde uit de Richtlijn worden geacht op correcte wijze te zijn geïmplementeerd in het Reglement. Het begrip 'woonachtig zijn' wordt blijkens de toelichting bij het Reglement gebezigd in de zin van ‘feitelijk woonachtig’ zijn, aldus de Afdeling.
De rechtbank is van oordeel dat omdat eiseres als niet-ingezetene staat geregistreerd in de Brp, niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat zij niet woonachtig is in Nederland.
Als eis geldt immers dat de aanvrager zijn gewone verblijfplaats moet hebben op het grondgebied van de lidstaat die het rijbewijs afgeeft, waaronder dient te worden verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, feitelijk woonachtig is.
Eiseres heeft door overlegging van diverse stukken voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van dergelijke persoonlijke en beroepsmatige bindingen en daarmee bewijzen geleverd dat zij feitelijk in Nederland woonachtig is. Haar uitschrijving in de Brp doet daar niet aan af, aangezien inschrijving geen dwingend vereiste is volgens de Richtlijn en het Reglement.
Het besluit bevat derhalve een motiveringsgebrek en komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
4 Het beroep is gegrond.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerster op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerster op het door eiseres betaalde griffierecht van € 168,- aan haar te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.