Op 26 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Burundese vrouw die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. Eiseres, die sinds 26 oktober 2016 in Nederland verblijft, heeft haar aanvraag ingediend op basis van medische omstandigheden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de aanvraag niet was ingegeven door asielrechtelijke motieven, maar louter door medische problemen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep aangetekend bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 25 januari 2018 heeft eiseres verklaard dat zij lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder HIV, en dat zij vreest voor haar gezondheid bij terugkeer naar Burundi. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat medische omstandigheden niet automatisch leiden tot een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde medische zorg in Burundi niet beschikbaar is. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en eiseres kan binnen een week hoger beroep instellen bij de Raad van State.