ECLI:NL:RBDHA:2018:8081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
NL18.11216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Gülen-aanhanger tegen afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Turkse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 juni 2018 werd afgewezen. De Staatssecretaris stelde dat de asielaanvraag ongegrond was, omdat de vrees van eiseres voor vervolging in Turkije niet voldoende onderbouwd was. Eiseres, die beweert een aanhanger van de Gülen-beweging te zijn, heeft aangevoerd dat zij vanwege haar werkzaamheden voor een onderwijsinstelling van de Hizmetbeweging en haar lidmaatschap van een vakbond, door de Turkse autoriteiten als een Gülen-aanhanger wordt gezien en daardoor in gevaar is bij terugkeer naar Turkije.

Tijdens de zitting op 26 juni 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris enkele relevante elementen van het asielrelaas van eiseres niet heeft meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de situatie van Gülen-aanhangers in Turkije, voordat een definitief oordeel kan worden gegeven over de asielaanvraag.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1002,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.11216

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. E. Arslan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

ProcesverloopBij besluit van 11 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. B.D. Lith, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M.A.A. Prim. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij, kort gezegd, vanwege onder meer haar werkzaamheden aan een onderwijsinstelling van de Hizmetbeweging, haar lidmaatschap van een vakbond en het hebben van rekeningen bij de Bank Aysa, door de Turkse autoriteiten wordt aangemerkt als Gülenaanhanger en daardoor in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten is komen te staan. Bij terugkeer vreest eiseres om die reden te worden opgepakt en gedetineerd.
Het bestreden besluit
2.1
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. problemen vanwege de werkzaamheden van eiseres;
c. eiseres heeft een rekening bij Bank Asya waardoor zij gelinkt wordt aan de Hizmetbeweging;
d. eiseres stelt dat zij de app Bylock gebruikte waardoor zij gelinkt wordt aan de Hizmetbeweging;
e. eiseres stelt dat zij in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat.
2.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat element a. geloofwaardig is, dat verder geloofwaardig is dat eiseres als docent werkzaam is geweest bij een onderwijsinstelling van de Hizmetbeweging totdat die onderwijsinstelling door de overheid is gesloten en dat geloofwaardig is dat eiseres twee bankrekeningen heeft bij Bank Asya. Alle overige elementen acht verweerder niet geloofwaardig. De geloofwaardige elementen zijn niet zwaarwegend genoeg om tot het oordeel te komen dat eiseres bij terugkeer naar Turkije een gegronde vrees voor vervolging heeft in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] . Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert, samengevat weergegeven, aan dat de opsomming van de relevante elementen van verweerder niet volledig is, dat verweerder relevante elementen van het asielrelaas van eiseres, die door verweerder niet zijn betwist, niet bij de beoordeling heeft betrokken en dat verweerder bij de beoordeling van de zwaarwegendheid niet alle relevante elementen in samenhang heeft beoordeeld. Had verweerder dat wel gedaan, dan was de uitkomst van de asielaanvraag van eiseres anders geweest. Immers, eiseres loopt bij terugkeer naar Turkije wel degelijk een risico op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, alleen al vanwege het feit dat zij Gülenaanhanger is. Dat de Turkse autoriteiten hiervan op de hoogte zijn, blijkt uit het feit dat de onderwijsinstelling waar eiseres heeft gewerkt is gesloten, dat de onderwijslicentie van eiseres is ingetrokken en dat haar bankrekeningen bij Bank Aysa zijn geblokkeerd. Eiseres staat al in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten. Het bestreden besluit ontbeert dan ook een deugdelijke motivering, aldus eiseres.
Beoordeling rechtbank
4.1
De rechtbank is met eiseres van oordeel dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en overweegt daartoe als volgt.
4.2
Eiseres heeft een aantal elementen naar voren gebracht die naar het oordeel van de rechtbank relevant zijn voor een goede beoordeling van haar asielrelaas:
- Eiseres is al jarenlang lid van de Gülenbeweging;
- Eiseres heeft gewerkt als lerares wiskunde en Turks bij de [naam 1] (een
onderwijsinstelling van de Gülenbeweging);
- Eiseres heeft gewerkt bij de [naam 2] (Vereniging voor
onderwijsvrijwilligers Fidan van de Gülenbeweging);
- Vanwege haar functie was eiseres een bekende figuur omdat ze aan zoveel leerlingen
les had gegeven en veelvuldig contact had met de ouders van de leerlingen;
- In Noorwegen en België heeft eiseres eveneens als lerares gewerkt aan
onderwijsinstellingen van de Gülenbeweging;
- Eiseres was lid van de vakbond [naam 3] van de Gülenbeweging;
- Onderwijsinstelling(en) en de vereniging waar eiseres heeft gewerkt en de vakbond waar eiseres lid van was, zijn per decreet nummer 667 gesloten;
- De licentie van eiseres om les te mogen geven is ingetrokken;
- Eiseres had twee bankrekeningen bij de Bank Asya. Deze bankrekeningen zijn geblokkeerd op grond van het onderzoek naar de gewapende terreurorganisatie Fetö/PDY.
4.3
Deze elementen zijn door verweerder niet betwist. Verweerder heeft deze elementen echter niet allemaal aangemerkt als relevante elementen en bij de beoordeling van het asielrelaas van eiseres betrokken. Dat had verweerder wel moeten doen, omdat deze elementen aanknopingspunten zijn voor de stelling van eiseres dat zij als Gülenaanhanger al in de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten staat. Alleen hierom al ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke motivering.
4.4
Verder overweegt de rechtbank dat uit het bestreden besluit volgt dat verweerder geloofwaardig acht dat eiseres door de Turkse autoriteiten wordt aangemerkt als Gülenaanhanger. Verweerder heeft dit desgevraagd op de zitting ook bevestigd. Verweerder heeft zich in het verweerschrift en op de zitting echter op het standpunt gesteld dat het mogelijk is dat eiseres bij terugkeer strafrechtelijk wordt vervolgd en gedetineerd vanwege haar hoedanigheid van Gülenaanhanger, maar volgens verweerder haalt dat de drempel niet van vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Verder blijkt uit het UK Home Office Report van februari 2018 dat een groot aantal van de na de couppoging gearresteerde personen weer zijn vrijgelaten, dat (vermeende) Gülenaanhangers hun ontslag kunnen aanvechten, dat een groot aantal ook weer hun baan terug heeft en dat er dus een eerlijke rechtsgang in Turkije bestaat.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer geen risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Uit de openbare bronnen waar eiseres een beroep op heeft gedaan, komt een situatie naar voren waarin arbitraire arrestaties van Gülenaanhangers veelvuldig voorkomt, wat verweerder ook niet heeft betwist. Dat volgens verweerder sommige Gülenaanhangers ook weer worden vrijgelaten, doet niet af aan het feit dat uit algemene landeninformatie volgt dat Gülenaanhangers puur en alleen al om die reden een risico lopen te worden gearresteerd en gedetineerd. Verweerder dient dan ook nader onderzoek te doen naar de situatie van Gülenaanhangers in Turkije, bijvoorbeeld via de weg van een nieuw algemeen ambtsbericht (het laatste dateert immers van juli 2013), alvorens hij de zwaarwegendheid van de geloofwaardige elementen van het asielrelaas van eiseres op juiste wijze kan beoordelen. De rechtbank verwijst in dat verband ook naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 31 mei 2018 [2] .
5. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen als ongegrond.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat nader onderzoek door verweerder nodig is. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het onzeker is wanneer het benodigde onderzoek kan worden afgerond. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moeten de proceskosten worden vergoed aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1002,- (zegge: duizendtwee euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.NL18.8450.