ECLI:NL:RBDHA:2018:8371
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Soedanese vreemdeling op grond van ongeloofwaardige identiteit en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vreemdeling met de Soedanese nationaliteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank overweegt dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om nader onderzoek te verrichten naar de psychische gesteldheid van eiser. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte de gestelde identiteit, etniciteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. De resultaten van de taalanalyse bevestigen niet dat eiser afkomstig is uit Zuid-Darfur, en verweerder heeft geen geloof gehecht aan de problemen die eiser stelt te hebben ondervonden in deze regio.
Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 19 juli 2017, maar verweerder heeft geconcludeerd dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en achtergrond inconsistent en ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in staat is geweest om zijn asielrelaas overtuigend te onderbouwen, en dat de verklaringen die hij heeft afgelegd tijdens de gehoren niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij in aanmerking komt voor bescherming. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn identiteit kunnen onderbouwen, en dat de taalanalyse niet bevestigt dat hij afkomstig is uit Zuid-Darfur.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser terecht is afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.