Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 februari 2017 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 4 april 2017 en de daarin genoemde stukken, alsmede de daarbij door partijen overgelegde pleitaantekeningen;
- de brief van de zijde van Arpe van 19 april 2017, waarin zij bericht dat partijen niet tot een onderlinge oplossing zijn gekomen en de rechtbank verzoekt vonnis te wijzen;
- de brief van de zijde van Arpe van 25 april 2017, waarin zij opmerkingen plaatst bij het met toestemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakte proces-verbaal van de comparitie van partijen.
3.Het geschil
in conventie en in reconventie
in conventie, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Arpe verbiedt op enigerlei wijze inbreuk te maken op de Modellen, subsidiair haar auteursrechten op de Cocoon Tables en Arpe meer subsidiair verbiedt op enigerlei wijze onrechtmatig jegens HCC te handelen door de Cocoon Tables slaafs na te (doen) bootsen, een en ander met diverse nevenvorderingen en met veroordeling van Arpe in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv [2] .
in reconventie, na eisvermeerdering, kort gezegd, dat de rechtbank bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de inschrijving van Model 2 nietig verklaart (vordering I), voor recht verklaart dat HCC door tenuitvoerlegging van het vonnis in kort geding onrechtmatig heeft gehandeld (vordering II), HCC veroordeelt tot vergoeding van de door dat onrechtmatig handelen door Arpe geleden schade, nader op te maken bij staat, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 april 2016 (vordering III) en HCC veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie (vordering IV).
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
€ 4.567,05.