ECLI:NL:RBDHA:2018:8762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Slovenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Slovenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 10 juli 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij onder andere verwees naar haar medische situatie en het arrest C.K. van het Hof van Justitie van de EU.
De rechtbank overweegt dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat Slovenië haar niet de benodigde bescherming kan bieden. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bij terugkeer naar Slovenië in een bijzonder kwetsbare positie zal verkeren. De rechtbank wijst erop dat de vrees van eiseres voor detentie of gebrek aan hulp in Slovenië niet voldoende is onderbouwd met recente documenten. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de stelling van eiseres dat Nederland haar asielverzoek op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich dient te trekken, niet kan worden gevolgd, omdat de voorkeur van de vreemdeling voor een bepaald land niet kan leiden tot een verplichting voor Nederland om het verzoek in behandeling te nemen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.