ECLI:NL:RBDHA:2018:9623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
NL18.8235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en minderjarigheid in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Eritrese vrouw, in geschil is of zij als minderjarig moet worden beschouwd. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk omdat eiseres in Duitsland internationale bescherming geniet. De rechtbank moest beoordelen of de IND terecht uitging van de in Duitsland geregistreerde geboortedatum van eiseres, die haar als meerderjarig classificeert. Eiseres voerde aan dat zij minderjarig is en dat de IND een individuele belangenafweging had moeten maken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres en de overgelegde doopakte niet voldoende waren om de Duitse leeftijdsregistratie te betwisten. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en concludeerde dat de IND zich terecht op het standpunt stelde dat eiseres meerderjarig is. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8235

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1996,
v-nummer [nummer] ,
van Eritrese nationaliteit,
eiseres
(gemachtigde: mr. H. Jonker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2018 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres in Duitsland internationale bescherming geniet.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.A.M. de Groot.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst en heeft verweerder in de gelegenheid gesteld zich te beraden of hij nader onderzoek naar de leeftijd van eiseres zal verrichten en een standpunt in te nemen ten aanzien van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 16 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:160). Op 29 mei 2018 heeft verweerder van die gelegenheid gebruik gemaakt en heeft hij een aanvullende motivering op het bestreden besluit gegeven. Op 4 juni 2018 heeft eiseres hierop gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens met toestemming van partijen het onderzoek zonder nadere behandeling ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat zij in een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Duitsland, internationale bescherming geniet. Kort weergegeven heeft verweerder overwogen dat eiseres om die reden een sterke(re) band met Duitsland heeft. Eiseres wordt niet gevolgd in de door haar gestelde minderjarigheid, omdat zij in Duitsland als meerderjarige is geregistreerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen jegens haar niet nakomt en dat niet mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In het geval van dreigende of zich voordoende problemen kan eiseres de bescherming inroepen van de (hogere) autoriteiten dan wel geëigende instanties in Duitsland. Evenmin is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen dat de asielaanvraag van eiseres inhoudelijk in Nederland behandeld zou worden.
2. Hiermee kan eiseres zich niet verenigen. Op hetgeen zij in dit kader heeft aangevoerd zal, voor zover van belang, in het navolgende worden ingegaan.
3. Op basis van het procesdossier en het verklaarde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast. Bij haar aanmelding in Nederland heeft eiseres als geboortedatum [geboortedatum 2] 2002 (geregistreerd als [geboortedatum 3] 2002) opgegeven. In het proces-verbaal van de vreemdelingenpolitie Noord-Nederland van 3 februari 2018 staat voor zover hier van belang:

Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft geen opvallende kraaienpoten/rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare adamsappel.
Gedrag betrokkene:
Omschrijf het gedrag wat kan duiden op minder- / meerderjarigheid.
Niet bijzonders.
Conclusie: (1 van onderstaande conclusies vermelden)
• op basis van bovenstaande verklaring en signalen oordelen wij unaniem dat geconcludeerd kan worden dat de door de vreemdeling opgegeven leeftijd aannemelijk is.”
Op 5 februari 2018 heeft een aanmeldgehoor AMV plaatsgevonden. Uit Eurodac is gebleken dat eiseres op 23 februari 2016 in Duitsland is geregistreerd, dat zij daar om internationale bescherming heeft verzocht en deze bescherming heeft gekregen. Uit navraag bij de Duitse autoriteiten op 14 februari 2018 is gebleken dat zij in Duitsland staat geregistreerd met als geboortedatum [geboortedatum 1] 1996. Niet in geschil is dat deze registratie niet is gebaseerd op identificerende documenten of een leeftijdsonderzoek. Op 18 april 2018 heeft een eerste gehoor AMV plaatsgevonden. Tijdens dit gehoor heeft eiseres, onder overlegging van een kopie van haar doopakte, haar geboortedatum gecorrigeerd naar [geboortedatum 4] 2002. Vervolgens is zij geconfronteerd met de in Duitsland geregistreerde geboortedatum. Op 24 april 2018 heeft de vreemdelingenpolitie Noord-Nederland op verzoek van verweerder de in Nederland geregistreerde geboortedatum aangepast in overeenstemming met de geboortedatum waaronder eiseres in Duitsland stond geregistreerd.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich, onder verwijzing naar een memo van 14 februari 2018, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres in Duitsland nog steeds internationale bescherming geniet. Dit memo is opgesteld door de Nederlandse liaison ambtenaar in Duitsland die navraag heeft gedaan bij de Duitse autoriteiten. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de in dit memo vermelde informatie. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres betoogt dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij minderjarig is. Verweerder gaat ten onrechte uit van de in Duitsland geregistreerde geboortedatum en dus van haar meerderjarigheid. Omdat de vreemdelingenpolitie heeft vastgesteld dat eiseres minderjarig is, had verweerder in ieder geval niet zonder nader onderzoek de in Duitsland geregistreerde geboortedatum mogen overnemen, aldus eiseres. Ter onderbouwing verwijst zij naar uitspraken van deze rechtbank van 18 januari 2018, zittingsplaats Zwolle (NL17.8636, niet gepubliceerd), 5 april 2018, zittingsplaats Groningen (NL17.7545, niet gepubliceerd) en 20 oktober 2017, zittingsplaats Middelburg (ECLI:NL:RBDHA:2017:13286).
5.1.
Op grond van artikel 3.106a, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) beoordeeld verweerder of de vreemdeling een zodanige band heeft met het derde land, dat het voor hem redelijk is naar dit land terug te gaan. Op grond van het derde lid worden daarbij alle relevante feiten en omstandigheden betrokken. Uit eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2018 volgt, dat verweerder op grond van artikel 24 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bij toepassing van artikel 3.106a van het Vb 2000 de belangen van betrokken minderjarigen in zijn beoordeling dient te betrekken.
5.2.
Gelet op voornoemd toetsingskader is de vraag of eiseres meerder- of minderjarig is van belang voor de beoordeling of zij een zodanige band met Duitsland heeft dat van haar in redelijkheid kan worden verwacht daar naar terug te keren. Indien eiseres minderjarig is, dient verweerder immers een belangenafweging te verrichten.
5.3.
Verweerder heeft in zijn aanvullende motivering van 29 mei 2018 erkend dat ten onrechte niet in de besluitvormingsfase maar eerst in de beroepsfase een leeftijdsschouw in de zin van verweerders beleid, neergelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, is verricht. Het bestreden besluit vertoont om die reden een gebrek.
5.4.
De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te passeren op de grond dat eiseres niet in haar belangen is geschaad. Verweerder heeft het immers nodig geacht het gebrek te herstellen door alsnog een leeftijdsschouw door twee IND-medewerkers uit te laten voeren. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:694, leent een gebrek dat herstel behoeft zich in beginsel niet voor toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
5.5.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal beoordelen of de rechtsgevolgen op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb geheel of gedeeltelijk in stand kunnen worden gelaten.
6. Uit de uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2159) volgt dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, uit mag gaan van de leeftijdsregistratie in een andere Europese lidstaat en dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat deze leeftijdsregistratie onjuist is. Hoewel deze uitspraak ziet op asielprocedures waar Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening) van toepassing is, ziet de rechtbank geen reden waarom dit ook niet van toepassing zou zijn in situaties waarin een vreemdeling in een andere Europese lidstaat internationale bescherming geniet. In beide gevallen gaat het immers om de leeftijdsregistratie van een vreemdeling door een andere Europese lidstaat in het kader van toezicht en/of een asielprocedure.
7. Niet in geschil is dat eiseres in Duitsland met de geboortedatum [geboortedatum 1] 1996 en dus als meerderjarige staat geregistreerd. Dat de geboortedatum van eiseres in Duitsland onjuist zou zijn geregistreerd omdat zij ten tijde van de registratie ziek was, heeft eiseres niet onderbouwd. Bovendien wijst verweerder er terecht op dat niet valt in te zien dat eiseres de registratie gedurende haar daaropvolgende verblijf van twee jaar in Duitsland niet had kunnen laten corrigeren. Gesteld noch gebleken is dat zij daartoe enige poging heeft ondernomen.
7.1.
Het door eiseres gestelde, dat Eritreërs hun leeftijd anders beschouwen dan Nederlanders en dat ze vaak wel hun geboortejaar weten maar niet de exacte datum, leidt evenmin tot een andere conclusie. Hoewel daarmee mogelijk het verschil tussen [geboortedatum 2] 2002, [geboortedatum 4] 2002 en het zijn van 16 jaar ten tijde van het aanmeldgehoor kan worden verklaard, is dit immers geen verklaring voor het grote verschil tussen de in Nederland opgegeven geboortedata ( [geboortedatum 2] 2002 en [geboortedatum 4] 2002) en de in Duitsland geregistreerde geboortedatum ( [geboortedatum 1] 1996).
7.2.
De door eiseres overgelegde kopie van haar doopakte leidt evenmin tot de conclusie dat niet van de leeftijdsregistratie in Duitsland kan worden uitgegaan. Verweerder stelt terecht dat een kopie niet op authenticiteit kan worden onderzocht en dat een (Eritrese) doopakte geen identificerend document is. De rechtbank verwijst in dit kader naar uitspraken van de Afdeling van onder meer 13 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1596) en 9 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2159).
7.3.
Verweerder heeft bij de aanvullende motivering van 29 mei 2018 bovendien een rapport gehoor leeftijdsschouw van dezelfde datum overgelegd. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft wel opvallende kraaienpoten / rimpels om de ogen.
-Betrokkene heeft geen terugwijkende haargrens
-Betrokkene heeft geen duidelijk zichtbare groeven rond de mondhoeken
-Betrokkene heeft geen grijze haren
Andere opvallende lichamelijke kenmerken:
-Betrokkene heeft een volgroeide lichaamsbouw zoals een (jong)volwassen
vrouw
-Als betrokkene fronst, komen er duidelijke rimpels in haar voorhoofd
Gedrag betrokkene:
Betrokkene komt op punten tijdens het gehoor ouder over dan de door haar
opgegeven leeftijd van 16 jaar. Met name als zij wordt geconfronteerd met
tegenstrijdigheden in haar verklaringen. Haar houding en uitstraling komen
dan ouder over. Haar gedrag en houding komen op ons niet over als dat van
een 16 jarige, maar dat van een jong volwassene.
Schouw
Op basis van bovenstaande verklaringen en signalen oordelen wij unaniem dat
geconcludeerd kan worden dat er twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd.”
7.4.
Gelet op de in dit rapport van 29 mei 2018 opgenomen bevindingen en conclusie dat twijfel bestaat over de in Nederland opgegeven leeftijd van eiseres en gelet op het ontbreken van identificerende documenten heeft eiseres door te wijzen op de eerdere bevindingen en conclusie van de vreemdelingenpolitie in het proces-verbaal van
3 februari 2018, evenmin aannemelijk gemaakt dat de leeftijdsregistratie in Duitsland onjuist is. De rechtbank verwijst in dat verband naar de uitspraak van de Afdeling van 7 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1910). Verweerder heeft daarom evenzeer terecht geen leeftijdsonderzoek aangeboden.
7.5.
De door eiser genoemde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Zwolle, Groningen en Middelburg, maken dit oordeel niet anders. Reeds omdat verweerder in het geval van eiseres ook een leeftijdsschouw in de zin van het beleid heeft uitgevoerd op grond waarvan twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd, is er immers geen sprake van gelijke gevallen.
8. Voor zover eiseres stelt dat zij vanwege haar medische omstandigheden niet in staat is naar Duitsland te reizen, is de rechtbank van oordeel dat zij dit niet heeft onderbouwd. Eiseres heeft geen medische stukken overgelegd waaruit aanwijzingen blijken dat zij niet in staat zou zijn te reizen.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres meerderjarig is, zodat hij geen belangenafweging hoeft te maken als bedoeld onder 5.1 en 5.2. Omdat eiseres in Duitsland internationale bescherming geniet, heeft verweerder de aanvraag dan ook terecht afgewezen als niet-ontvankelijk.
10. Zoals onder 5.5 is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank ziet in hetgeen onder 6 tot en met 9 is overwogen evenwel aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.252,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.252,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op 13 juli 2018
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.