ECLI:NL:RBDHA:2019:10059
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van poging tot diefstal en poging tot doodslag of bedreiging na onvoldoende bewijs van herkenning door slachtoffer
Op 25 september 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot diefstal en poging tot doodslag of bedreiging. De zaak kwam voort uit een incident op 2 juni 2019 in Zoetermeer, waar de verdachte zou hebben geprobeerd in te breken in een bestelbus en daarbij een politieagent, die buiten dienst was, zou hebben bedreigd en gestoken. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte kritisch beoordeeld, waarbij de herkenning door de politieagent als objectieve verbalisant en slachtoffer centraal stond. De rechtbank concludeerde dat de herkenning onvoldoende concreet was en dat er geen ander bewijs in het dossier aanwezig was dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door het slachtoffer niet de waarde had die de officier van justitie eraan hechtte. Hierdoor was er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf af.