ECLI:NL:RBDHA:2019:1030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure omtrent verkeersbesluit voor parkeerverbod in entreegebied Sijtwendepark Voorburg
Op 6 februari 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een verkeersbesluit dat door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg was genomen. Dit besluit, dat op 1 augustus 2017 was vastgesteld, hield in dat er een parkeerverbodzone werd ingesteld rondom de gehandicaptenparkeerplaatsen op het entreeterrein van het Sijtwendepark. De eisers, bestaande uit een aantal bewoners en een vereniging, waren het niet eens met dit besluit en stelden dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de parkeeroverlast en dat de belangen niet goed waren afgewogen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders de bezwaren van de eisers deels gegrond heeft verklaard, maar het primaire besluit in stand heeft gelaten met een aangepaste motivering. De eisers voerden aan dat de verkeersveiligheid in het geding was en dat de parkeerdruk bij de andere ingangen van het park zou toenemen. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten dat de belangen van verkeersveiligheid en het voorkomen van overlast zwaarder wogen dan de parkeerdruk. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door het college voldoende was gemotiveerd en dat het besluit niet onredelijk was.
De rechtbank verklaarde de beroepen van de eisers ongegrond en oordeelde dat het college de juiste procedure had gevolgd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij verkeersbesluiten en de beoordelingsruimte die bestuursorganen hebben bij het nemen van dergelijke besluiten. De eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.