In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit bezittende vreemdeling, zijn asielaanvraag had ingediend na eerder in Italië een aanvraag te hebben gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, met als argument dat Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij bijzonder kwetsbaar was en dat er onvoldoende garanties waren voor zijn opvang en zorg in Italië.
Tijdens de zitting op 19 september 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd de situatie van eiser besproken. De rechtbank oordeelde dat, hoewel Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, de staatssecretaris onvoldoende had onderbouwd dat de opvang en zorg voor eiser in Italië voldeed aan de eisen die voortvloeien uit het arrest Tarakhel. De rechtbank stelde vast dat eiser, gezien zijn medische problemen en psychische klachten, als bijzonder kwetsbaar moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris individuele garanties van de Italiaanse autoriteiten had moeten vragen om te waarborgen dat eiser de noodzakelijke zorg zou ontvangen.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.024 werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Nederlandse autoriteiten om bij overdracht van kwetsbare asielzoekers naar andere EU-lidstaten, zoals Italië, voldoende garanties te verkrijgen over de opvang en zorg die deze personen daar zullen ontvangen.