ECLI:NL:RBDHA:2019:10818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en bevoegdheid van commercieel bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Eiser had zijn auto geparkeerd op een parkeerplaats in Zoetermeer, waar parkeerbelasting verschuldigd was. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan en dat er geen geldige parkeervergunning aanwezig was. De naheffingsaanslag bedroeg € 63,50, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 62 aan kosten.

Eiser betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en stelde dat deze onbevoegdelijk was vastgesteld door P1 On Street B.V., een commercieel bedrijf. De rechtbank oordeelde echter dat P1, als onbezoldigd ambtenaar aangesteld door de gemeente Zoetermeer, de bevoegdheid had om naheffingsaanslagen op te leggen. De rechtbank verwees naar een mandaatbesluit waarin deze bevoegdheid was vastgelegd.

Daarnaast werd overwogen dat de defecte parkeerautomaat niet vrijstelde van de verplichting om parkeerbelasting te betalen. Eiser had moeten zien dat er twee andere parkeerautomaten in de nabijheid stonden. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn verplichtingen niet was nagekomen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 19/2993
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 1 april 2019 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2019.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn zoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en [B] .

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 13 december 2018 om 12:10 uur stond de auto van eiser geparkeerd op een parkeerplaats aan de [straat] te [plaats] . Deze locatie is door burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer aangewezen als locatie waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en dat geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning. Naar aanleiding daarvan is een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 63,50, bestaande uit € 1,50 aan parkeerbelasting en € 62 aan kosten.
3. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eisers stelling dat de naheffingsaanslag en de uitspraak op bezwaar onbevoegdelijk zijn vastgesteld door P1 On Street B.V. (P1) slaagt niet (vgl. Hof Den Haag 17 oktober 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:2731). Uit het door verweerder overgelegde “Mandaat en machtigingsbesluit heffing en invordering gemeentelijke parkeerbelastingen” van 7 september 2010 (Mandaatbesluit) volgt dat aan “parkeercontroleurs in dienst van P1 die door de gemeente Zoetermeer zijn aangesteld als onbezoldigd ambtenaar” mandaat is verleend voor het vaststellen van naheffingsaanslagen inzake parkeerbelasting. Uit het besluit met kenmerk ST/SB/B&P 12/19892 van 18 december 2012 blijkt dat medewerkers van P1 tot onbezoldigd ambtenaar zijn benoemd met ingang van 2 januari 2013. Daarnaast volgt uit het Mandaatbesluit dat aan de directeur van P1 de bevoegdheid is gemandateerd om zorg te dragen voor de afdoening van bezwaar- en beroepschriften inzake naheffingsaanslagen parkeerbelastingen.
5. Eisers stelling dat P1 een commercieel bedrijf is en het daarom onacceptabel is dat dit bedrijf verantwoordelijk is voor zowel het opleggen en innen van naheffingsaanslagen als de afhandeling van bezwaren, slaagt evenmin. De enkele omstandigheid dat P1 een commerciële onderneming exploiteert, maakt niet dat daarmee gehandeld zou worden in strijd met integriteitsregels. Een naheffingsaanslag parkeerbelasting kan slechts worden opgelegd in het geval dat de verschuldigde belasting niet is betaald. P1 kan daar geen invloed op uitoefenen. Zij heeft hierbij immers slechts een controlerende functie. Dat de gemeente voor de diensten van P1 een vergoeding betaalt maakt niet dat daardoor integriteitsregels of rechtsregels worden geschonden.
6. Niet in geschil is dat de bij eiser bekende parkeerautomaat op het parkeerterrein, waarnaar een bord op de parkeerplaats verwijst, defect was. Uit het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3117, volgt dat de plicht om parkeerbelasting te betalen niet vervalt als de dichtstbijzijnde automaat defect is. In dat geval moet parkeerbelasting worden voldaan bij een andere parkeerautomaat in de buurt. Op de defecte automaat stond blijkens de door eiser overgelegde foto ook aangegeven dat indien de automaat buiten werking is, er dient te worden betaald bij een andere automaat. Uit de door verweerder overgelegde foto’s volgt dat er twee andere parkeerautomaten in de nabijheid van de defecte automaat aanwezig waren. Die automaten staan naar het oordeel van de rechtbank zodanig dicht bij de defecte automaat, dat eiser die bij een onderzoek in de omgeving had kunnen en moeten zien. Dat het bord op de parkeerplaats naar de defecte automaat wijst, neemt niet weg dat op eiser als parkeerder de plicht rustte om een andere parkeerautomaat te zoeken om de parkeerbelasting te voldoen. Verweerder heeft de naheffingsaanslag terecht opgelegd.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. L.J.E. Steijvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 september 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.