ECLI:NL:RBDHA:2019:10899
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering onverschuldigd betaalde AOW-uitkering na herziening ouderdomspensioen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij een boete van € 934,29 was opgelegd en een bedrag van € 21.266,06 aan onverschuldigd betaalde AOW-uitkering werd teruggevorderd. Het primaire besluit werd genomen op 15 november 2018, en het bestreden besluit op 29 maart 2019, waarbij het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar de terugvordering werd gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 11 oktober 2019 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aan zijn informatieverplichting had voldaan door een gezamenlijke huishouding niet te melden, wat leidde tot de herziening van zijn AOW. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële situatie van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor pensioengerechtigden om relevante informatie tijdig te verstrekken en de voorwaarden waaronder terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen kan plaatsvinden. Eiser kan in de toekomst verzoeken om af te zien van verdere terugvordering indien zijn financiële situatie verbetert.