ECLI:NL:RBDHA:2019:11570
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot de overdracht aan Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een Nigeriaanse verzoeker die zich verzet tegen zijn voorgenomen overdracht aan Italië op basis van de Dublinverordening. De verzoeker had op 16 oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de overdracht en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde voor systematische tekortkomingen in het Italiaanse asielsysteem en omdat hij medische zorg nodig had voor een hernia waarvoor hij in Nederland werd behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een andere beoordeling rechtvaardigden dan in eerdere procedures. De voorzieningenrechter volgde het standpunt van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat de stellingen van de verzoeker over de tekortkomingen in het Italiaanse asielsysteem al eerder waren behandeld en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzoeker niet in Italië behandeld kon worden voor zijn medische klachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van de verzoeker geen redelijke kans van slagen had en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.