ECLI:NL:RBDHA:2019:11611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
AWB 19/7806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
  • W.H. Mentink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaken betreffende feitelijke overdracht aan Italië van kwetsbare asielzoekers

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Nigeriaanse asielzoekers, die bezwaar hebben gemaakt tegen hun voorgenomen feitelijke overdracht aan Italië. De verzoekers, een gezin met jonge kinderen, hebben op 14 oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de overdracht, die gepland stond voor 16 oktober 2019. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekers behoren tot een kwetsbare groep asielzoekers en dat er vragen zijn gerezen over de behandeling van dergelijke asielzoekers in Italië, zoals gesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers eerder asiel hebben aangevraagd in Nederland, maar dat hun aanvragen niet in behandeling zijn genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. De rechter heeft overwogen dat de situatie van de verzoekers kan zijn veranderd sinds de eerdere besluiten, en dat er mogelijk individuele garanties van Italië nodig zijn voordat tot overdracht kan worden overgegaan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het bezwaar tegen de feitelijke overdracht is beslist. Tevens is de verweerder in de proceskosten van de verzoekers veroordeeld tot een bedrag van € 512,-. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Dublinverordening, die de verantwoordelijkheden van EU-lidstaten bij de behandeling van asielaanvragen regelt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7806
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 15 oktober 2019 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] verzoeker,

[naam2], verzoekster,
mede namens de minderjarige kinderen:
[naam3]en
[naam4]
hierna gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Jonkman).

Procesverloop

Verzoekers hebben op 14 oktober 2019 bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen feitelijke overdracht aan Italië. Daarnaast hebben verzoekers op 14 oktober 2019 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat verweerder hen niet zal overdragen totdat op het bezwaar is beslist.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben de Nigeriaanse nationaliteit. Verweerder is voornemens om verzoekers op 16 oktober 2019 om 9:35 uur (vluchtnummer KL1555) over te dragen aan Italië op grond van de Dublinverordening [1] .
2. Verzoekers stellen dat zij als gezin met jonge kinderen tot een bijzonder kwetsbare groep asielzoekers behoren die vallen onder de reikwijdte van het Tarakhel-arrest [2] . Recentelijk zijn door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) overdrachtsmaatregelen voor bijzonder kwetsbare asielzoekers opgeschort in afwachting van een arrest [3] en heeft het EHRM vragen gesteld aan de Nederlandse autoriteiten. Ook zijn in vergelijkbare gevallen voorlopige voorzieningen toegewezen door verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank [4] en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [5] in afwachting van een arrest van het EHRM.
3. Verweerder heeft verwezen naar de antwoorden van 20 september 2019 van de Nederlandse autoriteiten op de vragen van het EHRM. Daarbij is gewezen op de wijze waarop Italiaanse autoriteiten op de hoogte worden gesteld van de situatie van bijzonder kwetsbare asielzoekers. Uit de overgelegde gegevens van de DT&V [6] kan worden afgeleid dat in het geval van verzoekers een eerdere overdracht is uitgesteld op het verzoek van de Italiaanse autoriteiten. Hieruit blijkt dat niet onzorgvuldig met de overdracht van verzoekers wordt omgegaan. Tot slot verwijst verweerder naar een uitspraak van deze rechtbank van 25 september 2019 [7] waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de ‘interim measures’ zonder nadere motivering zijn getroffen en daarom geen concreet aanknopingspunt bieden voor het oordeel dat het Italiaanse asielsysteem structureel tekortschiet.
4. De voorzieningenrechter dient te beoordelen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
5. Verzoekers hebben eerder asiel aangevraagd in Nederland. Hun aanvragen zijn bij besluiten van 1 augustus 2019 niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van hun asielaanvragen. Met de uitspraak van de Afdeling van 26 september 2019 zijn deze besluiten in rechte komen vast te staan. Het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting is van 14 oktober 2019 en is dus kort na de uitspraak van de Afdeling ingediend.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [8] is de mogelijkheid tot het maken van bezwaar op basis van artikel 72, derde lid, van de Vw [9] tegen een voorgenomen feitelijke uitzetting beperkt tot een bezwaar over de wijze waarop verweerder van de bevoegdheid tot uitzetting gebruik maakt. Daarnaast is het maken van zodanig bezwaar mogelijk, indien de situatie ten tijde van de feitelijke uitzetting dusdanig verschilt van die ten tijde van het besluit waaruit de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeit, dat niet langer onverkort van de rechtmatigheid van de voorgenomen feitelijke uitzetting kan worden uitgegaan. Zoals de Afdeling voorts heeft overwogen [10] moet een vreemdeling in dat geval nieuwe feiten en omstandigheden aanvoeren ten opzichte van wat hij tegen het besluit waaruit de bevoegdheid tot die uitzetting voortvloeit heeft aangevoerd.
7. Anders dan verweerder veronderstelt is in deze zaak niet aan de orde of het Italiaanse asielsysteem structurele tekortkomingen kent. Uit de door het EHRM gestelde vragen leidt de voorzieningenrechter af dat alleen aan de orde is of verweerder bijzonder kwetsbare vreemdelingen op grond van de Dublinverordening aan Italië kan overgedragen zonder individuele garanties. In de zaken M.T. tegen Nederland en A.S. tegen Nederland heeft verweerder de vragen op 20 september 2019 beantwoord. Niettemin heeft het EHRM de ‘interim measures’ in die zaken verlengd.
8. Dit betekent dat niet kan worden uitgesloten dat verweerder individuele garanties voor verzoekers zal moeten vragen aan Italië met betrekking tot opvang- en andere voorzieningen, alvorens tot overdracht kan worden overgegaan. In zoverre verschilt de situatie voor verzoekers van die ten tijde van de besluiten waarbij hun asielaanvragen niet in behandeling waren genomen.
9. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, en bepaalt dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op het bezwaar tegen de feitelijke overdracht is beslist.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 512,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië
tot na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 512,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier. De griffier heeft de beslissing op 15 oktober 2019 om 13:34 uur telefonisch bekend gemaakt aan de gemachtigde van verweerder en om 13:43 uur aan de gemachtigde van verzoekers.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712
3.M.T. tegen Nederland van 6 september 2019 (no. 46595/19);
4.Zie bijvoorbeeld zaaknummers NL19.22064, NL19.22069 en NL19.22072 van zittingsplaats ’s-Hertogenbosch en zaaknummer NL19.20763, van zittingsplaats Middelburg
5.Zaaknummer 201907167/2/V1
6.Dienst Terugkeer en Vertrek
7.Zaaknummer NL19.20318
8.onder meer de uitspraak van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788
9.Vreemdelingenwet 2000
10.zie de uitspraak van 26 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8704