ECLI:NL:RBDHA:2019:11686

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
5 november 2019
Zaaknummer
NL19.22789, 19.22880, 19.22877, 19.22878
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor kwetsbare asielzoekers in afwachting van EHRM uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in een voorlopige voorziening met betrekking tot de aanvragen van asiel voor een Nigeriaans gezin, bestaande uit een moeder, vader en hun minderjarige kind. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielverzoeken. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij zich in een kwetsbare positie bevonden. De rechtbank heeft op 23 oktober 2019 de verzoeken behandeld en direct uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers NL19.22789 en NL19.22877 aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de overdracht van kwetsbare vreemdelingen aan Italië. Voor de zaken NL19.22880 en NL19.22878 heeft de rechtbank de bestreden besluiten geschorst en bepaald dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op de beroepen is beslist. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 1.024,-. De rechtbank overweegt dat het belang van verzoekers om hun beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van verweerder om hen aan Italië te kunnen overdragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.22789, NL19.22880, NL19.22877 en NL19.22878
[persoonsnummers]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[verzoeker], eiser/verzoeker, en
[verzoekster], eiseres/verzoekster, mede namens hun minderjarige kind
[kind], tezamen hierna: verzoekers
(gemachtigde: mr. L.J.P. Mentink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Slutzky).

Procesverloop

Bij besluiten van 26 september 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2019. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) onmiddellijk uitspraak gedaan op de verzoeken met zaaknummers NL19.22880 en NL19.22878.

Beslissing

De rechtbank:
 houdt de beroepen met zaaknummers NL19.22789 en NL19.22877 aan in afwachting van een uitspraak van het EHRM [1] over de overdracht van bijzonder kwetsbare vreemdelingen aan Italië op grond van de Dublinverordening;
 treft in de zaken NL19.22880 en NL19.22878 de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten worden geschorst en dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op de beroepen;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.024,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekers hebben de Nigeriaanse nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1] 1994 respectievelijk [geboortedatum 2] 1997 en hun minderjarige kind op [geboortedatum 3] 2018. Verzoekster is momenteel zwanger van hun tweede kind, dat naar verwachting [maand] 2020 zal worden geboren.
3. Verweerder heeft de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen, omdat Italië op grond van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Hij ziet, gelet op de
circular lettervan 8 januari 2019, waarin de Italiaanse autoriteiten hebben gegarandeerd dat er adequate opvang wordt geboden en dat fundamentele rechten worden gerespecteerd, geen aanleiding om aanvullende individuele garanties te vragen aan de Italiaanse autoriteiten voordat verzoekers kunnen worden overgedragen aan Italië.
4. Verzoekers hebben in hun beroep gesteld dat zij kwetsbare vreemdelingen zijn en hebben onder meer gewezen op de door het EHRM getroffen
interim measuresin zaken die zien op overdracht van kwetsbare asielzoekers naar Italië. [3] Zij doen daarmee een beroep op het arrest Tarakhel. [4] Ook hebben verzoekers gewezen op een vergelijkbare zaak waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) het verzoek om voorlopige voorziening hangende het hoger beroep van een alleenstaande moeder met pasgeboren baby heeft toegewezen. [5]
5. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de
interim measuresgeen aanleiding geven om af te zien van overdracht aan de autoriteiten van Italië. Omdat de
interim measuresniet zijn voorzien van een motivering kan daaruit niet worden afgeleid wat voor betekenis deze hebben voor andere vreemdelingen. Op de zitting heeft verweerder aanvullend gemotiveerd dat het hier niet gaan om een alleenstaande moeder met kind, zoals in de door verzoekers ingeroepen uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling het geval zou zijn geweest.
6. De rechtbank is van oordeel dat de door het EHRM aan Nederland gestelde vragen, het antwoord daarop, en gevolgen daarvan voor de opgelegde
interim measures, het vervolg in die zaken, van belang zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de bestreden besluiten in de beroepszaken. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat recentelijk naast de door verzoeker genoemde zaken in nog andere zaken
interim measureszijn getroffen. In de
interim measureszijn aan Nederland vragen gesteld over of de Nederlandse overheid (medische) informatie heeft uitgewisseld met de Italiaanse overheid, er zekerheid is verkregen over de ontvangst en eventueel over de daaropvolgende medische zorg en over hoe de betrokkene(n) zal worden ontvangen op de plek van bestemming en waar de betrokkene(n) zal worden opgevangen. Gelet op de vragen in de
interim measuresen de verwijzing naar het arrest Tarakhel is in deze zaken ook de vraag aan de orde of bijzonder kwetsbare vreemdelingen nu aan Italië kunnen worden overgedragen op grond van de Dublinverordening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het in deze zaak, net als in de genoemde
interim measures, gaat om bijzonder kwetsbare personen in de zin van het arrest Tarakhel. Immers, dat verzoekers met een baby en een tweede baby op komst bijzonder kwetsbaar zijn in de zin van het arrest Tarakhel, staat voor de rechtbank voldoende vast.
7. De rechtbank acht het, gelet op het voorgaande, dan ook niet opportuun uitspraak te doen in de beroepszaken en houdt om die reden de beroepen van verzoekers aan totdat er duidelijkheid is over het vervolg van de zaken waarin het EHRM
interim measuresheeft getroffen.
8. Bij deze stand van zaken weegt het belang van verzoekers om hun beroep in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoekers aan Italië te kunnen overdragen.
9. De rechtbank wijst om die reden de verzoeken om voorlopige voorziening toe, schorst de bestreden besluiten en bepaalt dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op de beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift in twee samenhangende zaken en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Indien aan verzoekers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. M.J.M. Langeveld, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. Journée, griffier, op 23 oktober 2019.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
5.Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 14 oktober 2019, zaaknummer 201907257/2/V1, ECLI:NL:RVS:2019:3463.