ECLI:NL:RBDHA:2019:12376
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Albanese eiser afgewezen; inreisverbod vernietigd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 september 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Albanese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 1 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 15 augustus 2019 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die zijn aanvraag baseerde op de dreiging van schuldeisers van zijn broer, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Albanië een reëel risico op vervolging loopt. De rechtbank oordeelde dat Albanië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over de onveiligheid in zijn thuisland.
Daarnaast heeft de rechtbank het inreisverbod dat aan de eiser was opgelegd, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende informatie had verzameld over de familieband tussen de eiser en zijn in Duitsland gedetineerde broer, en dat het inreisverbod mogelijk in strijd was met het recht op respect voor het privé- en gezinsleven van de eiser, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard, maar het beroep tegen het inreisverbod gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.024,-.