ECLI:NL:RBDHA:2019:13091
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bpm-zaak met 65 rentebeschikkingen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om een beroep van eiseres tegen 65 rentebeschikkingen die door de ontvanger van de Belastingdienst waren afgegeven op grond van artikel 28c van de Invorderingswet 1990. Eiseres betwistte de rechtmatigheid van deze beschikkingen en stelde dat deze onbevoegd waren gegeven door de inspecteur. De rechtbank oordeelde echter dat de rentebeschikkingen rechtmatig waren en dat er geen grond was voor een hogere rentevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien eiseres geen alternatieve data voor een hoorgesprek had aangedragen. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de rechtbank kende eiseres wel een schadevergoeding toe van € 1.000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn op ruim 10 maanden was vastgesteld, en dat de schadevergoeding niet 65 keer toegekend hoefde te worden, omdat de zaken gelijksoortig waren. De rechtbank veroordeelde de verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht aan eiseres. De uitspraak werd gedaan door mr. G.J. Ebbeling op 5 december 2019, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.