ECLI:NL:RBDHA:2019:13388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
NL19.27578 en NL19.27579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse nationaliteit wegens ongeloofwaardige problemen en veilig land van herkomst

Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de asielzaak van een eiser met de Algerijnse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Algerije problemen ondervond die hem zouden beletten terug te keren. De eiser stelde dat hij problemen had met bepaalde personen in Algerije, maar de rechtbank vond zijn verklaringen ongeloofwaardig. De rechtbank overwoog dat Algerije als veilig land van herkomst wordt beschouwd en dat de eiser niet had aangetoond dat zijn situatie afweek van de algemene situatie in Algerije. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen en dat het beroep van de eiser ongegrond was. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.27578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R. van Wingerden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van [geboortedatum] 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000. Voorts wordt aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de dag dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2019. Eiser is niet verschenen, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op
[geboortedatum] 2000. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Algerije problemen had met bepaalde mensen. Deze problemen houden verband met eisers broers. Eiser weet niet wat om wat voor problemen het gaat, maar wanneer eiser op straat deze betreffende personen tegenkwam, blokkeerden ze hem de weg en wilden ze hem slaan. Daarnaast stelt eiser dat de betreffende personen een vriend in de zoektocht naar hem hebben mishandeld. Dit incident is de directe aanleiding geweest voor eisers vertrek uit Algerije.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vw 2000, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000. Verweerder heeft daarbij de volgende elementen als relevant aangemerkt:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen die verband houden met de broers van eiser.
3. Verweerder heeft eiser vooralsnog gevolgd in zijn stelling dat hij [eiser] is en is geboren op [geboortedatum] 2000 te Oran Algerije en de Algerijnse nationaliteit bezit.
Eisers verklaringen met betrekking tot de gestelde problemen die zien op zijn broers worden niet geloofwaardig geacht. Voorts wordt Algerije beschouwd als veilig land van herkomst. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Algerije, er aanleiding is om aan te nemen dat Algerije ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Ten slotte heeft verweerder de economische motieven niet als relevant aangemerkt omdat deze omstandigheden niet in verband staan met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en voert daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aan. Allereerst verwijst eiser naar hetgeen bij wijze van zienswijze naar voren is gebracht. Eiser handhaaft zijn beroepsgrond dat Algerije voor hem niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Daarnaast betoogt eiser dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaringen met betrekking tot de problemen van zijn broers ongeloofwaardig zijn. Dat eiser geen datum van het incident van de mishandeling van zijn vriend kan noemen, betekent niet dat het incident ongeloofwaardig is. Eiser heeft de basisschool niet afgemaakt en heeft moeite met het één en ander goed in de tijd te plaatsen. Derhalve kan dit eiser niet worden aangerekend. Dat eisers broers nog wel in Algerije wonen, maakt de situatie bovendien voor eiser juist nog gevaarlijker. Nu de betreffende personen eisers broers niet kunnen vinden, vallen zij eiser lastig. Eiser heeft niet de kans om zich elders te vestigen in Algerije. Hij is nog jong en niet economisch onafhankelijk. Voorts kan eiser niet worden tegengeworpen dat hij zich niet bij de politie heeft gemeld. Het is zinloos om de hulp van de politie in te roepen. Alleen als je vermogend bent, kun je op bescherming rekenen. Dat eiser tijdens zijn reis naar Nederland geen asiel heeft aangevraagd in andere landen kan geen afbreuk doen aan zijn verklaringen en de noodzaak van eiser voor bescherming. Eiser was op weg naar Nederland en heeft er daarom voor gekozen om in Nederland een asielaanvraag in te dienen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Blijkens de gronden van beroep is niet in geschil dat Algerije in het algemeen als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Daarom geldt als uitgangspunt dat Algerije terecht als veilig land van herkomst is aangemerkt en dat het algemeen rechtsvermoeden bestaat dat de uit Algerije afkomstige eiser geen bescherming nodig heeft. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is. Daarbij geldt een hoge drempel, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474).
5.2
Eiser is daarin niet geslaagd. Voor wat betreft de problemen die verband houden met zijn broers, heeft verweerder deze problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daartoe heeft verweerder terecht het volgende van belang geacht. Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat eiser de datum van de directe aanleiding voor zijn vertrek (de mishandeling van een vriend) niet kan benoemen. De omstandigheid dat eiser stelt dat hij een datum niet kan noemen, omdat hij niet naar school is geweest doet niet aan het voorgaande af. Dit te meer omdat eiser wel kan aangeven wanneer de gestelde problemen zijn begonnen. Daarnaast heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat hij summier en vaag over de gestelde problemen met de broers heeft verklaard. Zo weet eiser niet wat voor problemen zijn broers met deze betreffende personen hebben. Juist nu deze problemen mede de aanleiding vormen voor eisers vertrek mag van hem verwacht worden dat hij hier meer concreet over verklaart. Voorts is het opmerkelijk dat de gestelde problemen op de broers van eiser zien, deze broers nog steeds in Algerije woonachtig zijn en blijkens de verklaringen thans geen problemen ondervinden.
5.3
Verder had het op de weg van eiser gelegen om gezien de gestelde problemen hulp te hebben gezocht bij de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat de autoriteiten hem voor wat betreft de gestelde problematiek vanwege zijn broers niet kunnen of willen helpen. Niet is gebleken dat eiser zich hiervoor tot de autoriteiten heeft gewend terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht. Eisers stelling dat hij geen aangifte heeft gedaan omdat dit zinloos is, maakt het voorgaande niet anders.
5.4
Voorts heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat de omstandigheid dat eiser reeds sinds 2017 in Europa verblijft en in diverse landen heeft verbleven en pas na twee jaar een asielaanvraag heeft ingediend in Nederland, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Indien eiser daadwerkelijk vrees zou hebben voor personen die hem iets zouden willen aandoen in Algerije, had van eiser verwacht mogen worden dat hij direct bij binnenkomst in Europa de hulp zou hebben ingeroepen bij de betreffende autoriteiten.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet terug kan naar Algerije. Hij komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
7. Voor zover de gronden van het beroepschrift een herhaling zijn van gronden die eiser eerder in de zienswijze naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder hier in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd op is ingegaan.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben - de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.P.C. Vonck, griffier. Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.