ECLI:NL:RBDHA:2019:13437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
NL19.26972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese nationaliteit en identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Eritrese eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 26 november 2019, waar de eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De eiseres stelde Eritrese nationaliteit te hebben en was geboren in 2002. Ze had eerder geregistreerd gestaan bij de UNHCR in een vluchtelingenkamp in Ethiopië en in Italië. De rechtbank heeft de argumenten van de eiseres overwogen, waaronder haar angst voor represailles bij terugkeer naar Eritrea en haar ervaringen met het leger. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. De rechtbank vond dat de overgelegde documenten, zoals een doopakte en identiteitskaart van haar moeder, niet als identificerend konden worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet in bewijsnood verkeerde en dat de Staatssecretaris niet ten onrechte had gesteld dat de identiteit en nationaliteit van de eiseres ongeloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.26972

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.C.W. van der Zanden),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Mangroelal).

ProcesverloopBij besluit van 4 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.26973, plaatsgevonden op 26 november 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Solomon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002.
Eiseres is op 23 augustus 2016 geregistreerd door de United Nations High Commissioner for Refugees (de UNHCR) in het Adi Harush vluchtelingenkamp en op 28 januari 2018 in Italië.
1.2
Eiseres heeft op 21 juni 2018 een asielaanvraag ingediend. Aan haar asielaanvraag heeft ze ten grondslag gelegd dat zij uit Eritrea is weggegaan omdat ze het leger niet in wilde vanwege de ervaringen van haar stiefvader en haar moeder. Eiseres voelde niet genoeg rust om naar school te kunnen gaan en was bang om in het leger verkracht te worden. Aangezien ze illegaal is uitgereisd vreest ze bij terugkeer direct in de gevangenis te zullen worden opgesloten.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst;
 eiseres stelt met school te zijn gestopt waardoor zij meegenomen kon worden tijdens een razzia om in militaire dienst te gaan;
 eiseres stelt dat haar moeder tijdens haar werkzaamheden in het leger meerdere keren is verkracht, waardoor eiseres bang is dat zij uiteindelijk ook verkracht zal worden;
 eiseres stelt rond oktober 2016 Eritrea illegaal te zijn uitgereisd.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een asielaanvraag als kennelijk ongegrond worden afgewezen, indien de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig. Hierdoor wordt op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een verdere beoordeling van het asielrelaas, daaronder begrepen de asielmotieven van eiseres, niet verder getoetst.
3. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet volgt. Verweerder heeft onvoldoende argumenten aangevoerd om de Eritrese nationaliteit als ongeloofwaardig aan te merken en had een taalanalyse aan moeten bieden. De registratie bij de UNHCR en de Italiaanse autoriteiten, waarbij eiseres als Eritrese is geregistreerd, impliceert dat verweerder uit had moeten gaan van haar Eritrese nationaliteit. Temeer nu eiseres de herkomstvragen goed heeft beantwoord.
Het is bij verweerder bekend, althans mag bekend worden verondersteld, dat het aanvragen van een nationaliteitsverklaring wel degelijk repercussies kan hebben voor de familie in het land van herkomst. Dat eiseres een dergelijke verklaring niet heeft aangevraagd duidt er op dat verweerder haar niet ten onrechte volgt ten aanzien van haar afkomst en nationaliteit.
Ook wordt ten onrechte geen indicatieve waarde gehecht aan de overgelegde doopakte en identiteitskaart van haar moeder. Daarnaast blijkt dat tijdens de gehoren de begrippen geboorteakte en doopakte door elkaar zijn gehaald.
Verweerder heeft ten onrechte de elementen van eiseres haar asielrelaas niet betrokken in de beoordeling van haar herkomst, identiteit en nationaliteit. Verweerder had naast een taalanalyse ook een DNA-moederschapstest uit kunnen voeren nu eiseres in bewijsnood verkeert.
Verweerder gaat ook ten onrechte uit van de in Italië geregistreerde geboortedatum die feitelijk niet gebaseerd is op nader onderzoek. De Italiaanse autoriteiten hebben haar een geboortedatum toegedicht waarbij zij net een half jaar meerderjarig zou zijn.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiseres ligt om haar identiteit, nationaliteit en herkomst aannemelijk te maken. Eiseres heeft een originele doopakte en een kopie van de Eritrese identiteitskaart van haar moeder overgelegd. Verweerder heeft de overgelegde documenten bij zijn besluitvorming betrokken en zich terecht op het standpunt gesteld dat deze documenten eiseres niet identificeren. Zo staat op de doopakte geen pasfoto of geboorteplaats, waardoor het niet kan worden aangemerkt als een identificerend document. Tevens heeft verweerder van belang kunnen achten dat een doopakte niet door de overheid van Eritrea wordt afgegeven. Daarnaast heeft eiseres eerst verklaard dat ze geen doopakte kon krijgen omdat haar vader er niet was en dit door hem moest worden getekend. Dat ze nu wel een doopakte overlegt, is door verweerder terecht opmerkelijk gevonden. De in beroep aangevoerde reden dat tijdens de gehoren de termen “doopakte” en “geboorteakte” door elkaar zijn gebruikt waardoor dit verwarring schepte, blijkt niet uit de rapporten van de gehoren en wordt daarom niet gevolgd door de rechtbank.
De identiteitskaart van de moeder van eiseres is door verweerder terecht niet als identificerend document met betrekking tot eiseres aangemerkt. Tevens wijkt de informatie op de identiteitskaart af van de gegevens die eiseres over haar moeder heeft gegeven. De geboorteplaats van haar moeder is volgens eiseres [plaats] (eerste gehoor pagina 8), maar op de identiteitskaart staat [plaats] . Dat in beroep wordt aangevoerd dat de spelling van de geboorteplaats door de vertaling niet overeenkomt, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Eiseres heeft daarnaast tijdens de gehoren nooit de naam [A] gebruikt voor haar moeder. Nu deze naam wel op de identiteitskaart staat, doet dit verder afbreuk aan de verklaringen van eiseres.
Eiseres is er dan ook niet in geslaagd om met documenten haar nationaliteit, identiteit en herkomst aannemelijk te maken.
4.2
Uit de registratie bij de UNHCR en de Italiaanse autoriteiten en het correct beantwoorden van de herkomstvragen zou volgens eiseres haar Eritrese nationaliteit en herkomst blijken. De rechtbank volgt dit betoog niet. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiseres tijdens de gehoren summier over haar omgeving heeft verklaard en algemene antwoorden heeft gegeven op herkomstvragen, die ook uit openbare bronnen kunnen worden gehaald. Tevens kan eiseres de Eritrese vlag maar beperkt omschrijven. Aangezien eiseres heeft verklaard dat leerlingen op school tweemaal per dag het volkslied zingen en de vlag hijsen, is het vreemd dat eiseres pas in de correcties en aanvullingen de olijftak op de vlag kan noemen. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar herkomst.
De registratie als Eritrese in het vluchtelingenkamp van de UNHCR is onvoldoende om haar nationaliteit en herkomst aan te tonen aangezien dit gebaseerd is op verklaringen van eiseres. Zij heeft niet aangetoond dat er door de UNHCR onderzoek is gedaan, voordat zij werd geregistreerd met de Eritrese nationaliteit. Hierdoor kan er door de rechtbank niet het belang aan worden gehecht die eiseres er aan wenst te hechten. Dat eiseres in Italië geregistreerd staat als Eritrese is ook onvoldoende geacht om haar nationaliteit en herkomst aan te tonen. Uit de Afdelingsuitspraak van 26 juli 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2586) volgt dat de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheid dat hij in Italië uitsluitend is geregistreerd als Eritreeër niet betekent dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel zo ver strekt dat verweerder op grond daarvan verplicht is van de geregistreerde gegevens uit te gaan in de gevallen waarin hij nader onderzoek naar die gegevens aangewezen acht, zoals in dit geval naar de identiteit, herkomst en nationaliteit. Nu uit de beoordeling van verweerder over de herkomst en nationaliteit van eiseres niet eenduidig blijkt dat zij uit Eritrea komt, is verweerder niet gehouden om uit te gaan van de gegevens die in Italië zijn geregistreerd.
De omstandigheid dat eiseres geen nationaliteitsverklaring heeft aangevraagd wordt door verweerder niet tegengeworpen. Echter, haar betoog dat ze door vrees voor repercussies voor zichzelf en haar moeder in Eritrea geen nationaliteitsverklaring durft aan te vragen is onvoldoende om haar herkomst en nationaliteit aannemelijk te maken.
Eiseres heeft ook door de eerdere registraties en het summier beantwoorden van de herkomstvragen haar nationaliteit, identiteit en herkomst niet aannemelijk gemaakt.
4.3
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat een taalanalyse Tigrinia geen wezenlijke bijdrage kan leveren aan het onderzoek naar de nationaliteit en herkomst van eiseres. Omdat Eritrea ooit deel uitmaakte van Ethiopië valt een taalonderscheid niet samen met de staatkundige grenzen en zou eiseres mogelijk uit de diaspora kunnen komen. Verweerder voert om die reden geen taalanalyses Tigrinia in Eritrese zaken uit. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres gesteld dat de UNHCR wel de kennis heeft om de verschillende manieren waarop Tigrinia wordt gesproken te onderscheiden. Hierdoor had verweerder meer waarde moeten hechten aan de registratie van de UNHCR van eiseres als Eritrese. Deze enkele stelling is onvoldoende om alsnog eiseres haar herkomst aannemelijk te achten, aangezien deze stelling niet is onderbouwd. Tevens kan het door eiseres voorgestelde DNA-onderzoek van haar moeder niet leiden tot het aannemelijk maken van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet ten onrechte geen nader onderzoek heeft ingesteld naar de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres.
4.4
Van eiseres zijn tevens drie verschillende geboortedata bekend bij verweerder, waarvan eiseres enkel bij juistheid van de gegeven geboortedatum van [geboortedatum] 2002 minderjarig zou zijn geweest tijdens onderhavige asielaanvraag. Net als met haar identiteit, nationaliteit en herkomst ligt het op weg van eiseres om haar minderjarigheid aannemelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat zij daar niet in is geslaagd. Het overleggen van de doopakte om haar leeftijd te verifiëren is door verweerder terecht als niet voldoende geacht. Met betrekking tot de inhoud van de doopakte is van belang geacht dat deze zou zijn afgegeven op [geboortedatum] 2002, wat volgens de doopakte ook de geboortedatum van eiseres zou zijn. Dit is opmerkelijk nu dit een doopakte betreft en de doop van eiseres pas op 23 december 2002 zou hebben plaatsgevonden. Niet wordt ingezien dat een doopakte al bij de geboorte werd afgegeven, terwijl de doop zelf pas 11 weken later plaatsvond. Overigens worden meisjes in de Eritrese Orthodoxe kerk traditioneel op de 80e dag gedoopt, terwijl eiseres volgens deze doopakte op de 78e dag zou zijn gedoopt. Verder heeft eiseres geen documenten overgelegd waaruit haar minderjarigheid zou blijken.
Vanwege het ontbreken van identificerende documenten heeft er twee maal een
leeftijdsschouw plaatsgevonden conform paragraaf C1/2.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000. De hoormedewerker van het aanmeldgehoor concludeert afwijkend van de medewerkers van de vreemdelingenpolitie (AVIM). Dit verschil heeft geleid tot verder onderzoek in Italië. Uit de uitspraken van de Afdeling van 9 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2159) en 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219) volgt dat de staatssecretaris er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Nu uit dit onderzoek blijkt dat eiseres in Italië met een meerderjarige leeftijd staat geregistreerd, is volgens de Werkinstructie 2018/19 de geboortedatum door de AVIM aangepast naar meerderjarigheid. Het is aan eiseres zelf om aannemelijk te maken dat de in Italië geregistreerde geboortedatum en de daaruit voortvloeiende meerderjarigheid onjuist is. Hierin is zij niet geslaagd, waarbij de rechtbank van belang acht dat eiseres niets heeft overgelegd waaruit dit blijkt. Eiseres heeft ter zitting nogmaals verklaard dat zij bij registratie in Italië niet wist wat haar geboortedatum was en dat ze maar een datum heeft genoemd. Daarna heeft ze telefonisch contact opgenomen met haar moeder en zij heeft eiseres verteld dat ze geboren is op [geboortedatum] 2002. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij niet de gelegenheid heeft gehad om in Italië haar opgegeven geboortedatum te corrigeren. Nu niet is gebleken dat eiseres überhaupt heeft geprobeerd om haar geboortedatum in Italië te wijzigen, leidt het betoog van eiseres – wat daar ook van zij – niet tot het oordeel dat verweerder niet kon uitgaan van de registratie in Italië.
4.5
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres niet in bewijsnood verkeert. In de eerste plaats kan uit haar verklaringen niet worden opgemaakt dat ze zich in een acute vluchtsituatie bevond toen ze Eritrea zou hebben verlaten. Eiseres heeft verklaard dat ze nog een week na het stoppen met school in Eritrea heeft gewoond voordat ze is vertrokken. Ook heeft ze verklaard dat er niet eens een maand zat tussen het moment dat zij stopte met school en het moment dat zij Eritrea verliet. Voorts valt niet in te zien waarom eiseres geen (oude) family residence card, een geboorteakte, een schoolkaart en/of schoolcertificaten kan overleggen. Eiseres maakt evenmin duidelijk waarom ze deze documenten niet tijdens haar asielprocedure hier kan krijgen, aangezien ze zelf stelt nog contact te hebben met haar moeder. Daarnaast heeft eiseres tijdens haar asielprocedure alsnog een doopakte overgelegd, maar heeft zij, zonder verklaring hiervoor, geen andere stukken overgelegd. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank verder afbreuk aan eiseres haar relaas.
4.6
Nu de gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig zijn geacht, wordt op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling (zie ECLI:NL:RVS:2015:4061 en ECLI:NL:RVS:2017:292) een verdere beoordeling van het asielrelaas, daaronder begrepen de asielmotieven van betrokkene, niet verder getoetst. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.