1.2Eiseres heeft op 21 juni 2018 een asielaanvraag ingediend. Aan haar asielaanvraag heeft ze ten grondslag gelegd dat zij uit Eritrea is weggegaan omdat ze het leger niet in wilde vanwege de ervaringen van haar stiefvader en haar moeder. Eiseres voelde niet genoeg rust om naar school te kunnen gaan en was bang om in het leger verkracht te worden. Aangezien ze illegaal is uitgereisd vreest ze bij terugkeer direct in de gevangenis te zullen worden opgesloten.
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiseres stelt met school te zijn gestopt waardoor zij meegenomen kon worden tijdens een razzia om in militaire dienst te gaan;
eiseres stelt dat haar moeder tijdens haar werkzaamheden in het leger meerdere keren is verkracht, waardoor eiseres bang is dat zij uiteindelijk ook verkracht zal worden;
eiseres stelt rond oktober 2016 Eritrea illegaal te zijn uitgereisd.
Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een asielaanvraag als kennelijk ongegrond worden afgewezen, indien de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig. Hierdoor wordt op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) een verdere beoordeling van het asielrelaas, daaronder begrepen de asielmotieven van eiseres, niet verder getoetst.
3. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet volgt. Verweerder heeft onvoldoende argumenten aangevoerd om de Eritrese nationaliteit als ongeloofwaardig aan te merken en had een taalanalyse aan moeten bieden. De registratie bij de UNHCR en de Italiaanse autoriteiten, waarbij eiseres als Eritrese is geregistreerd, impliceert dat verweerder uit had moeten gaan van haar Eritrese nationaliteit. Temeer nu eiseres de herkomstvragen goed heeft beantwoord.
Het is bij verweerder bekend, althans mag bekend worden verondersteld, dat het aanvragen van een nationaliteitsverklaring wel degelijk repercussies kan hebben voor de familie in het land van herkomst. Dat eiseres een dergelijke verklaring niet heeft aangevraagd duidt er op dat verweerder haar niet ten onrechte volgt ten aanzien van haar afkomst en nationaliteit.
Ook wordt ten onrechte geen indicatieve waarde gehecht aan de overgelegde doopakte en identiteitskaart van haar moeder. Daarnaast blijkt dat tijdens de gehoren de begrippen geboorteakte en doopakte door elkaar zijn gehaald.
Verweerder heeft ten onrechte de elementen van eiseres haar asielrelaas niet betrokken in de beoordeling van haar herkomst, identiteit en nationaliteit. Verweerder had naast een taalanalyse ook een DNA-moederschapstest uit kunnen voeren nu eiseres in bewijsnood verkeert.
Verweerder gaat ook ten onrechte uit van de in Italië geregistreerde geboortedatum die feitelijk niet gebaseerd is op nader onderzoek. De Italiaanse autoriteiten hebben haar een geboortedatum toegedicht waarbij zij net een half jaar meerderjarig zou zijn.
4. De rechtbank overweegt als volgt.