ECLI:NL:RBDHA:2019:13481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2019
Publicatiedatum
16 december 2019
Zaaknummer
AWB 19/589
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van terugwerkende kracht bij vervallenverklaring tenaamstelling kentekenregister

Op 16 december 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de directie van de Dienst Wegverkeer. Eiser had beroep ingesteld tegen de weigering van de Dienst Wegverkeer om de tenaamstelling van zijn voertuig met terugwerkende kracht te vervallen te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Wegverkeer terecht had besloten om de tenaamstelling niet eerder dan op de datum van het primaire besluit, 15 oktober 2018, te laten vervallen. Eiser had het voertuig in 2008 aangeschaft, maar in 2009 naar Georgië gebracht. Het voertuig werd in 2009 als verduisterd opgegeven en in 2012 in beslag genomen door Interpol. Eiser stelde dat hij niet meer verantwoordelijk was voor het voertuig, omdat het in Georgië was verkocht. De rechtbank overwoog dat eiser niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderlijk geval, zoals bedoeld in artikel 40c van het Kentekenreglement, dat een terugwerkende kracht rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de Dienst Wegverkeer in redelijkheid had kunnen besluiten om de tenaamstelling niet met terugwerkende kracht te vervallen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2019 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. T. Akbas),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Eshuis).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2018 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder de tenaamstelling in het Kentekenregister van de personenauto met kenteken [kenteken] (hierna: het voertuig) op de naam van eiser met ingang van die dag vervallen verklaard.
Bij besluit van 7 januari 2019 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2019.
Eiser is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft het voertuig door middel van financiële lease gekocht van een leasebedrijf (hierna: het leasebedrijf) in Nederland. Het voertuig is in 2008 op naam van eiser gesteld. In 2009 is eiser met het voertuig naar Georgië gegaan.
Op 22 juni 2009 heeft het leasebedrijf bij de politie in Nederland aangifte van verduistering van het voertuig gedaan.
Op 14 februari 2012 heeft een derde persoon het voertuig in Georgië voor registratie gebracht. Het is toen de Georgische autoriteiten uit raadpleging van het systeem gebleken dat het voertuig gezocht wordt door Nederland. Het voertuig is op 28 februari 2012 in beslag genomen door Interpol.
1.2
Bij e-mail van 21 augustus 2018 heeft een incassobedrijf (hierna: het incassobedrijf) de gemachtigde van eiser medegedeeld de eigenaar van de vordering, die het leasebedrijf op eiser heeft, te zijn geworden. Daarbij is, voor zover hier van belang, de volgende informatie met betrekking tot het voertuig verstrekt:
- het voertuig staat nog op de naam van eiser;
- het leasebedrijf heeft toegezegd de RTL melding per direct te laten verwijderen; vervolgens kan eiser contact opnemen met het RDW om aan te geven dat hij het voertuig sinds 2012 niet meer in zijn bezit heeft;
- het voertuig is destijds door Interpol ingenomen, daarmee heeft het leasebedrijf afstand gedaan van het voertuig; er is niet bekend wat Interpol daarna met het voertuig heeft gedaan.
1.3
Bij brief van 27 september 2018 heeft eiser verweerder verzocht om de aansprakelijkheid van eiser voor het voertuig vanaf 28 februari 2012 te beëindigen.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de tenaamstelling vervallen verklaard per 15 oktober 2018, op basis van artikel 40b, derde lid, onder b, en artikel 40c, tweede lid, van het Kentekenreglement.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder aanvulling van de motivering van het primaire besluit, de weigering om de tenaamstelling met terugwerkende kracht vanaf
28 februari 2012 vervallen te verklaren, gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat van een uitzonderlijk geval, als bedoeld in artikel 40c, derde lid, van het Kentekenreglement, op grond waarvan in afwijking van het tweede lid van dit artikel het vervallen van de tenaamstelling eerder kan ingaan, geen sprake is.
3. Eiser heeft in beroep een e-mail van 24 oktober 2019 van het leasebedrijf overgelegd, waarin het leasebedrijf het volgende aangeeft. Het voertuig is in 2013 teruggevonden in Georgië. Omdat het voertuig daar reeds was ingevoerd en het uitvoeren en het repatriëren van het voertuig te veel zou kosten, heeft het leasebedrijf het voertuig verkocht via het bedrijf dat het voertuig in opdracht van het leasebedrijf had getraceerd. Volgens het leasebedrijf is de auto nooit meer geëxporteerd uit Georgië. De opbrengst van de auto is van de openstaande vordering afgetrokken en uiteindelijk is de vordering verkocht aan het incassobedrijf.
Eiser heeft zich onder verwijzing naar de informatie van het leasebedrijf op het standpunt gesteld dat het voertuig in ieder geval op 28 februari 2012 in Georgië was ingevoerd en sinds de inbeslagneming niet meer naar Nederland is teruggekeerd. Hierdoor is het voertuig voorgoed buiten Nederland gebracht. De tenaamstelling dient daarom vanaf 28 februari 2012 vervallen te worden verklaren op grond van artikel 40b, derde lid, sub b, van het Kentekenreglement.
Ter zitting heeft eiser zijn eerder (in de beroepsgronden ingenomen) standpunt, dat het voertuig is gesloopt, ingetrokken. Eiser stelt dat het onredelijk is dat hij moet bewijzen wat met de auto na 28 februari 2012 is gebeurd. Volgens eiser blijkt uit de door hem in beroep overgelegde stukken dat het voertuig aan een derde is verkocht in Georgië. Eiser heeft het voertuig niet in zijn bezit en sinds het voertuig is verkocht, is eiser niet meer verantwoordelijk voor het voertuig.
Eiser stelt dat verweerder niet een juist evenwicht heeft bewerkstelligd tussen het belang van een juiste registratie en het belang van eiser bij correctie met terugwerkende kracht. Eiser is ten gevolge van de tenaamstelling geconfronteerd onder meer met financiële verplichtingen, zoals motorrijbelasting van € 15.545,-. Bij een voldoende afweging van alle betrokken belangen had verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen.
4. Het wettelijke kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Uit artikel 40c, tweede en derde lid, van het Kentekenreglement vloeit voort dat in beginsel geen terugwerkende kracht toekomt aan besluiten die zijn genomen met toepassing van het eerste lid van dat artikel, maar dat in uitzonderlijke gevallen onjuiste gegevens ook met terugwerkende kracht kunnen worden gecorrigeerd. Verweerder volgt bij de invulling van de hem daarbij toekomende beoordelingsruimte de nota van toelichting bij het Besluit van 26 november 2013, tot wijziging van het Kentekenreglement (Stb. 2013, 523, blz. 45). Daarin staat dat artikel 40c, derde lid, is bedoeld voor gevallen waarin de geregistreerde op geen enkele manier deel heeft aan de tenaamstelling. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft dit beleid niet onredelijk geacht. De Afdeling heeft, onder meer in de uitspraak van 11 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:14), overwogen dat de juistheid van het Kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling dit beleid rechtvaardigen. Gebruikers van dat register, waaronder ook particulieren, moeten op elk moment aan de hand van de registratie kunnen bepalen wie op een bepaalde datum houder was van een voertuig, zonder dat zij erop bedacht behoeven te zijn dat die registratie in de toekomst wordt aangepast. Voorts heeft de Afdeling, onder meer in de uitspraak van 12 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2681), overwogen dat bij de toepassing van artikel 40c, derde lid, van het Kentekenreglement gestreefd moet worden naar een juist evenwicht tussen het belang van betrokkene bij de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het belang dat verweerder heeft bij het goede functioneren van het kentekenregister.
5.2
Uit de jurisprudentie van de Afdeling, waaronder de voornoemde uitspraken van
12 oktober 2016 en 11 januari 2017, en de uitspraak van 14 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1569), volgt eveneens dat van een uitzonderlijk geval als bedoeld in artikel 40c, derde lid, van het Kentekenreglement, dat in redelijkheid tot wijziging van de tenaamstelling met terugwerkende kracht dient te leiden, sprake is indien de zekerheid bestaat dat het voertuig sedert een bepaald moment niet meer bestond doordat het voertuig na export, dan wel inbeslagname, was gesloopt. In zo’n geval was er geen deelname aan het verkeer meer mogelijk en kon het voertuig, dan wel onderdelen daarvan niet meer worden verhandeld.
5.2.1
Het is aan eiser om met bewijsstukken aan te tonen dat ten aanzien van hem zich een uitzonderlijk geval als bedoeld in de voornoemde jurisprudentie voordoet. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser hierin niet is geslaagd. Sloop van het voertuig is immers niet aan de orde. Eiser heeft ook niet met (door de Georgische autoriteiten afgegeven) documenten aangetoond wat met het voertuig na de inbeslagname is gebeurd. De enkele stelling dat eiser niet de eigenaar of bezitter van het voertuig is sinds het voertuig aan een derde is verkocht, is daartoe onvoldoende. Het voertuig stond in het kentekenregister op naam van eiser, waardoor verweerder eiser terecht als tenaamgestelde heeft aangemerkt. Het was de eigen verantwoordelijkheid van eiser om een verzoek om vervallenverklaring van de tenaamstelling bij verweerder in te dienen. Eiser had er niet vanuit mogen gaan dat op hem na de inbeslagname van het voertuig geen verantwoordelijkheid voor het voertuig meer rustte. Het had op de weg van eiser gelegen om zich over zijn verplichtingen met betrekking tot het voertuig bij verweerder (en andere instanties) te informeren. Dat eiser dit niet heeft gedaan en niet eerder stappen heeft ondernomen om de tenaamstelling vervallen te laten verklaren, komt in redelijkheid voor zijn eigen rekening en risico.
De omstandigheid dat bij eiser lange tijd onduidelijkheid bestond wat met het voertuig na de inbeslagname was gebeurd, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser had zich voor informatie hieromtrent tot de Georgische autoriteiten kunnen wenden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij dergelijke informatie niet kon verkrijgen.
Nu eiser niet met documenten (van officiële instanties) heeft aangetoond wat met het voertuig na 28 februari 2012 is gebeurd en of het voertuig sedertdien geen deel aan het verkeer heeft genomen, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder niet een juist gewicht heeft bewerkstelligd tussen het belang van een juiste registratie en het belang van eiser bij correctie met terugwerkende kracht van de registratie.
De nadelige financiële consequenties die voortvloeien uit de tenaamstelling in het kentekenregister zijn een gevolg van het feit dat eiser niet eerder een verzoek tot het vervallen verklaren van de tenaamstelling heeft ingediend. Verweerder heeft erop gewezen dat de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie beleidsruimte hebben met betrekking tot het naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit het op naam hebben van een voertuig. Vanwege de nadelige financiële consequenties waarmee eiser als gevolg van de tenaamstelling in het kentekenregister is geconfronteerd, had hij zich tot de desbetreffende instanties kunnen wenden om de door hem aangevoerde omstandigheden naar voren te brengen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1570). Nu eiser in de bestuurlijke fase dit niet heeft gedaan, bestaat geen grond voor het oordeel dat de motivering van het bestreden besluit op dit onderdeel voor onjuist moet worden gehouden.
Gezien het vorenstaande heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om terugwerkende kracht aan de vervallenverklaring van de tenaamstelling, als bedoeld in artikel 40c, derde lid, van het Kentekenreglement, toe te kennen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.N. Powell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Artikel 51a Wegenverkeerswet
1. Een tenaamstelling in het kentekenregister vervalt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
[…]
Artikel 40c Kentekenreglement
1. Degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, kan de Dienst Wegverkeer verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
2. De tenaamstelling in het kentekenregister vervalt niet eerder dan op de dag waarop daartoe een verzoek bij deze dienst is ingediend.
3. In afwijking van het tweede lid kan de Dienst Wegverkeer in uitzonderlijke gevallen het vervallen van de tenaamstelling eerder laten ingaan.