ECLI:NL:RBDHA:2019:13841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschil over naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking na diefstal administratie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een stoeterij exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had naar aanleiding van een boekenonderzoek de in de jaren 2013 tot en met 2017 op aangifte afgetrokken omzetbelasting gedeeltelijk gecorrigeerd en een naheffingsaanslag opgelegd. Eiser stelde dat zijn administratie was gestolen en dat dit als overmacht moest worden beschouwd, waardoor hij niet in staat was om de benodigde bewijsstukken te overleggen. De rechtbank oordeelde echter dat de diefstal van de administratie voor rekening en risico van eiser kwam, aangezien hij ervoor had gekozen zijn administratie in zijn auto te laten.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had voldaan aan zijn bewijslast met betrekking tot de afgetrokken voorbelasting. De inspecteur had op basis van bewijsvermoedens de boete opgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze bewijsvermoedens niet redelijkerwijs voortvloeiden uit de beschikbare bewijsmiddelen. Het onvermogen van eiser om nadere informatie te verstrekken kon niet worden aangemerkt als een voldoende bewijsgrond voor de boete. Daarom werd de boetebeschikking vernietigd, terwijl het beroep voor het overige ongegrond werd verklaard. De rechtbank droeg de inspecteur op het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.