ECLI:NL:RBDHA:2019:1389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Inzage in persoonsgegevens van leerling en moeder bij Inspectie van Onderwijs
In deze zaak heeft eiseres, een moeder, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin haar verzoek om inzage in persoonsgegevens van haar en haar zoon bij de Inspectie van het Onderwijs gedeeltelijk werd afgewezen. Het primaire besluit van 1 december 2017 werd op 27 februari 2018 gewijzigd, maar het bezwaar van eiseres werd bij het bestreden besluit van 7 mei 2018 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat het belang van haar zoon, die sinds 25 april 2016 niet meer naar school gaat, zwaarder zou moeten wegen dan het belang van de minister bij het niet volledig verstrekken van de gevraagde informatie.
De rechtbank heeft op 12 februari 2019 de zitting gehouden, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft eerst beoordeeld of het beroep ontvankelijk was, waarbij eiseres had aangegeven dat zij de gronden van bezwaar expliciet had benoemd. De rechtbank volgde deze redenering en verklaarde het beroep ontvankelijk.
Eiseres heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij inzage wilde in interne notities en persoonlijke meningen van ambtenaren, maar de rechtbank oordeelde dat de minister op juiste wijze had gehandeld en dat er geen bewijs was dat er meer informatie beschikbaar was dan verstrekt. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.