ECLI:NL:RBDHA:2019:14036
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- S.J. Hoekstra - van Vliet
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van eiser aan de Verenigde Staten en de beoordeling van detentieomstandigheden in het licht van artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd in de PI, vorderde dat de Staat der Nederlanden hem niet zou uitleveren aan de Verenigde Staten. Eiser is verdacht van witwasactiviteiten en zit in uitleveringsdetentie. De rechtbank heeft eerder de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar eiser vordert nu een verbod op uitlevering, omdat hij vreest voor schending van zijn rechten onder artikel 2 en 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de Amerikaanse detentiecentra MCC en MDC. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de detentieomstandigheden en de mogelijkheid van inhumane behandeling, zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeert dat er geen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat eiser bij uitlevering een reëel gevaar loopt op schending van zijn fundamentele rechten. De minister van Justitie en Veiligheid heeft aanvullende informatie opgevraagd bij de Amerikaanse autoriteiten en heeft geconcludeerd dat de detentieomstandigheden in de genoemde centra voldoen aan de vereisten van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de minister in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen en wijst de vordering van eiser af. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.