ECLI:NL:RBDHA:2019:14878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2019
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
09/765008-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld door verkoop van PGP-telefoons met criminele herkomst

Op 1 november 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, die PGP-telefoons verkocht, werd ervan beschuldigd dat hij geldbedragen had verborgen en verhuld die afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat PGP-telefoons ook door criminelen werden aangeschaft en dat hij contante betalingen ontving, wat een vermoeden van criminele herkomst rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding voldoende duidelijk was en dat de verdachte zich had kunnen verweren tegen de beschuldigingen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 juli 2017 geldbedragen had verborgen en verhuld, terwijl hij wist dat deze gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig waren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/765008-19
Datum uitspraak: 1 november 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. de Jonge en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M. van Stratum naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 oktober 2019 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 juli 2017, te Wateringen, gemeente Westland en/of te 's-Gravenhage, althans in Nederland, telkens van een geldbedrag, te weten in totaal 111.230 euro zoals dat gestort is op zijn bankrekening, althans enig geldbedrag, de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De geldigheid van de dagvaarding

3.1.
De standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is. Hierin is onvoldoende concreet aangegeven wat de verdachte wordt verweten, doordat niet is omschreven
hoede verdachte enig geldbedrag zou hebben verborgen en/of verhuld. Het concreet bedoelde verbergings- en/of verhullingsfeit is door de opsteller van de tenlastelegging bij deze stand van zaken onvoldoende helder omschreven, ook tegen de achtergrond van de stukken, als gevolg waarvan de verdachte niet goed weet wat hem specifiek wordt verweten. Als gevolg daarvan is de verdachte in zijn belangen geschaad.
De officier van justitie heeft gesteld dat de dagvaarding, in combinatie met het dossier, voldoende duidelijk is.
3.1.
Het oordeel van de rechtbank
Geoordeeld wordt dat de dagvaarding voldoende duidelijk is, zeker als deze wordt gelezen in samenhang met het dossier. Uit het dossier volgt op welke wijze de verdachte geldbedragen zou hebben verborgen en/of verhuld, te weten door het anoniem factureren en het aannemen van grote contante geldbedragen. De verdachte is hiermee tijdens zijn politieverhoren geconfronteerd en in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De verdachte heeft op vragen van de politie die hierop betrekking hadden ook steeds een concreet antwoord gegeven. Ter terechtzitting zijn de anonieme facturen en contante betalingen besproken en heeft de verdachte daarop kunnen reageren. Daaruit volgt dat de verdachte zich heeft kunnen verweren tegen de tegen hem geuite beschuldigingen en dat hij tevens heeft begrepen waarop werd gedoeld.
De dagvaarding is dan ook voldoende feitelijk, voldoet ook overigens aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering en is daarom geldig.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In deze zaak is de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Het gaat erom of hij geldbedragen van criminele herkomst heeft ontvangen bij de verkoop van PGP-telefoons (of telefoons met PGP-functionaliteit). PGP is een afkorting voor Pretty Good Privacy. Met deze telefoons kunnen versleutelde berichten worden verstuurd. Door bij de verkoop een anonieme boekhouding te voeren en door daarbij tevens grote contante geldbedragen aan te nemen, zou de verdachte de criminele herkomst van deze op zijn bankrekening gestorte geldbedragen hebben verborgen en/of verhuld.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat vrijspraak dient te volgen. Hiertoe heeft hij het volgende aangevoerd. Het op de eigen bankrekening storten van met de verkoop van PGP-telefoons legaal verdiend geld is niet strafbaar, levert géén verbergen of verhullen op in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en kan niet zonder meer als opzetwitwassen worden gekwalificeerd. Uit de bewijsmiddelen volgt evenmin dat het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag van enig voorafgaand misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist en opzet had op dit feit. De verdachte heeft volledig legale activiteiten verricht en heeft geen inkomsten gegenereerd uit illegale activiteiten. Doorslaggevende betekenis komt – volgens de verdediging – toe aan het feit dat het hier gaat om toestellen met zowel een belfunctie als een PGP-functionaliteit. Daarnaast bevonden zich onder het geringe klantenbestand van afnemers in ieder geval ook zakenlieden, waaronder een persoon werkzaam in de farmaceutische branche, terwijl de verdachte niet aan iemands gezicht kan zien wat de werkelijke bestemming is van een door een klant afgenomen toestel. Naar hun aard zijn de toestellen in dit bijzondere geval (vanwege voormelde dubbele functie) geen ‘zuivere’ crypto-toestellen, die uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Bovendien zijn PGP-telefoons vrij verkrijgbaar en legaal te verhandelen op de markt.
Achteraf heeft de verdachte zich ervan rekenschap gegeven dat hij zijn administratie anders had moeten voeren, maar dat is nog niet redengevend om opzet op witwassen aan te nemen. Van de verdachte kan ook niet worden gevergd dat hij potentiële klanten diepgaand screent.
De verdachte had, kortom, geen wetenschap van en heeft evenmin opzet of de aanmerkelijke kans aanvaard omtrent eventuele onderliggende strafbare feiten, terwijl ook overigens geen sprake is van verbergen of verhullen. De aan hem verweten gedragingen waren immers niet gericht op het verbergen of verhullen van de werkelijke herkomst van het geld. De feiten en omstandigheden zijn in dit bijzondere geval niet van dien aard dat zonder meer sprake is van wetenschap, dan wel van een dusdanig vermoeden van witwassen dat van de verdachte kan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag en een bepaald misdrijf. Evenmin kan worden gezegd dat het niet anders kan zijn dan dat het ontvangen geld uit enig misdrijf afkomstig is en dat in dit specifieke geval sprake is van opzetwitwassen.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Feiten en omstandigheden
In een lopend onderzoek naar drugshandel rees het vermoeden dat in een loods op de ’s- [adres] te Wateringen een grote hoeveelheid verdovende middelen was opgeslagen. De loods werd op 14 december 2016 onder observatie genomen. Van de voertuigen die zich tijdens die observatie naar de loods begaven werd navraag gedaan in de diverse politiesystemen. Uit die navraag bleek dat het grootste deel van de tenaamgestelden van de auto’s, waarvan de inzittenden de loods in de periode van de observatie bezochten, op grond van hun antecedenten een connectie had met verdovende middelen. [2]
Diezelfde dag werd voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in de loods. In de loods werden geen verdovende middelen aangetroffen. Op de eerste verdieping werden wel 56 PGP (
encrypted) mobiele telefoons, 53 simkaarthouders inclusief simkaarten, administratie, computers, een laptop en gegevensdragers aangetroffen. Deze goederen werden in beslag genomen. [3]
Uit de in de loods inbeslaggenomen administratie kon worden afgeleid dat de inbeslaggenomen administratie van het bedrijf van de verdachte was. De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het bedrijf [naam bedrijf] , dat in de loods was gevestigd, zijn bedrijf is. [4]
In de administratie zijn drie facturen aangetroffen waaruit blijkt dat het bedrijf [naam bedrijf] in totaal 10 Ironphone business – World Sim heeft aangeschaft bij het bedrijf [naam bedrijf] . Voor de aankoop van deze PGP-telefoons is in totaal 18.004,80 euro betaald.
In de administratie zijn tevens twee facturen aangetroffen van het bedrijf [naam bedrijf] . Uit deze facturen blijkt dat in de periode van 1 oktober 2016 tot 1 november 2016 41 simkaarten op voorraad waren en zijn geactiveerd. Het verbruik van de simkaarten in deze periode is in totaal tot het bedrag van 615,44 euro geweest.
In de periode van 1 november 2016 tot 1 december 2016 waren er 47 simkaarten op voorraad, waarvan er zes zijn geactiveerd. Het verbruik van de simkaarten in deze periode is in totaal een bedrag van 2018,60 euro geweest.
Tevens werden zeven facturen van het bedrijf [naam bedrijf] aangetroffen, die betrekking hebben op de verkoop van een hoeveelheid PGP-telefoons, genaamd Ironphone Hybrid . Op deze facturen staan geen afnemers vermeld, maar alleen “t.a.v. Contante Verkoop”. Het betreft onderstaande facturen:
  • [nummer en datum] , 3x lronphone HYBRID —World Sim, totaal bedrag 6750,00 euro;
  • [nummer en datum] , 3x Encrypted USB 16 GB met OS, totaal bedrag 1080,00 euro;
  • [nummer en datum] , 3x Encrypted USB 16 GB met OS, totaal bedrag 1089,00 euro;
  • [nummer en datum] , 1x Ironphone HYBRID , totaal bedrag 2250,00 euro;
  • [nummer en datum] , 2x lronphone HYBRID , totaal bedrag 4500,00 euro;
  • [nummer en datum] , 2x Ironphone HYBRID , totaal bedrag 4500,00 euro;
  • [nummer en datum] , 2x Encrypted USB 16 GB met OS, totaal bedrag 720,00 euro.
Op deze facturen staat, zoals gezegd, geen naam van een afnemer. Wel staat het adres waar [naam bedrijf] voorheen was gevestigd, te weten [adres] te Den Haag, erop vermeld. [5]
Bij onderzoek in de opgeslagen chatbestanden, aangetroffen op de in de loods inbeslaggenomen computer, werd gezien dat het profiel ‘ [profiel namen ] ’ als hoofdgebruiker aan het Skype-programma stond gekoppeld. De verbalisant zag dat ‘ [profiel namen ] ’ met de gebruikers van de profielen ‘ [profiel namen ] ’, ‘ [profiel namen ] ’, ‘ [profiel namen ] ’, ‘ [profiel namen ] ’ en ‘ [profiel namen ] ’ gesprekken voerde die leken te gaan over de verstrekking van PGP-telefoons dan wel overige activiteiten die in relatie staan tot soortgelijke mobiele telefoons. [6]
Op de zakelijke bankrekening van de verdachte werd in 2016 in totaal een bedrag van 77.733,96 euro bijgeschreven. Daarvan werd een bedrag van 67.910,00 euro in contanten op de rekening gestort door middel van 20 stortingen bij de ING-bank. Dit is een indicatie dat 87% van de inkomsten van [naam bedrijf] uit contante verkoop werd gerealiseerd. [7] Het bedrag dat is vermeld in de tenlastelegging is de som van de 36 contante stortingen op de rekening van de verdachte. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij via zijn bedrijf [naam bedrijf] mobiele telefoons heeft verkocht waarop hij een PGP-functionaliteit installeerde. De telefoons werden voor ongeveer 2.200 euro verkocht. Ook verkocht de verdachte Worldsims (machine tot machine simkaarten) met data erop en
encryptedusb-sticks. De verdachte installeerde een SAS-manager op de telefoons waardoor hij de software via de computer kon beheren. Via een beveiligde server kon een bepaalde functionaliteit worden beheerd. De toestellen hadden een knop waarmee het toestel op afstand kon worden gewist. De verdachte is ook enige tijd
resellervoor [naam bedrijf] geweest en verkocht toen Ironphones. De 56 inbeslaggenomen toestellen betroffen HTC-toestellen waarop de verdachte
encryptedsoftware installeerde.
Iedereen die een telefoon kocht betaalde contant. Het is niet voorgekomen dat een klant giraal wilde betalen. Overigens had dat volgens de verdachte ook niet gekund, omdat hij niet over een pin-terminal beschikte. De verdachte heeft naar eigen zeggen 20 à 30 toestellen verkocht. Klanten kochten doorgaans één toestel. Aan het einde van de dag maakte de verdachte een verzamelfactuur op van alle op die dag verkochte toestellen. De facturen stonden niet op naam, omdat de verdachte de namen van de afnemers niet wist.
De verdachte maakte via Google Adwords en het internet reclame voor zijn bedrijf, maar aan zijn klanten kwam hij vooral via mond op mond-reclame. Een potentiële klant kwam langs in de loods en zei dan dat hij voor een telefoon kwam. Privacy en anonimiteit waren belangrijk binnen [naam bedrijf] . De verdachte was zich ervan bewust dat ook criminelen
encryptedtelefoons kopen. [9]
Bewijsoverweging
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, staat vast dat de verdachte in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 juli 2017
encryptedtelefoons, simkaarten en usb-sticks verkocht. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de verdachte daarvoor grote contante geldbedragen aannam en een anonieme boekhouding voerde.
Witwassen
Ter beoordeling ligt vervolgens voor de vraag of de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is Indien de feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787).
In deze zaak kan uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen direct bewijs voor de herkomst van het tenlastegelegde geldbedrag worden afgeleid en is de vraag of op grond van de feiten en omstandigheden - zoals deze uit het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen - sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat een bedrag van 111.230 euro van misdrijf afkomstig is. Daarbij is het volgende van belang.
Vermoeden van afkomstig zijn uit enig misdrijf
Het is een feit van algemene bekendheid dat PGP-telefoons (of telefoons met PGP-functionaliteit) aantrekkelijk zijn voor criminelen om daarmee over de uitvoering van strafbare feiten te communiceren. Daarmee verzonden berichten zijn immers moeilijk onderscheppen. Aangenomen mag worden dat criminele kopers van deze telefoons hun identiteit en – in verband daarmee – de herkomst van de aankoopsom zo veel mogelijk verborgen willen houden. In deze zaak vonden nagenoeg alle betalingen contant plaats. Het ging daarbij om grote bedragen, die soms – afgaande op de facturen – meer dan 4.000 euro bedroegen. In geen enkel geval vond een girale overboeking plaats. Daarbij komt dat geen van de aankoopfacturen identificerende gegevens van de koper vermeldde. Het gaat hier dus om verschillende witwastypologieën.
De rechtbank is van oordeel dat deze omstandigheden met betrekking tot de verkoop van
encryptedtelefoons, en bijbehorende simkaarten en usb-sticks, de omvang van de contante geldbedragen waarvoor de toestellen werden verkocht en de omstandigheid dat de verdachte een anonieme boekhouding voerde, een vermoeden rechtvaardigen dat de verdachte werd betaald met geld dat van misdrijf afkomstig was. Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de herkomst van het bedrag van 67.910,00 euro dat hij de rekening van zijn bedrijf heeft gestort. De verklaring van de verdachte dat ook niet-criminelen belangstelling hebben voor PGP-telefoons kan niet als een (voldoende) concrete en verifieerbare verklaring over de legale herkomst worden aangemerkt. Concrete, verifieerbare gegevens van zijn klanten heeft de verdachte in ieder geval niet verschaft.
Nu de verdachte onvoldoende verklaring heeft gegeven over een legale herkomst van de geldbedragen en een mogelijke legale herkomst evenmin uit het dossier blijkt, kan het naar het oordeel van de rechtbank – gelet op voornoemde omstandigheden – niet anders zijn dan dat in ieder geval een groot deel van de door de verdachte op zijn bankrekening gestorte contante geldbedragen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Wetenschap criminele herkomst
De volgende vraag die voorligt is of de verdachte wist dat de contante geldbedragen die hij ontving bij de verkoop van PGP-telefoons, uit enig misdrijf afkomstig waren. Blijkens de verklaring van de verdachte ter terechtzitting wist hij dat PGP-telefoons ook door criminelen worden aangeschaft. Ervaringsregel is dat criminele kopers doorgaans betalingen verrichten met geld dat veelal afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een groot deel van de contante geldbedragen – die hij heeft ontvangen in ruil voor de
encryptedtoestellen, en bijbehorende simkaarten en usb-sticks, en die hij heeft gestort op zijn bankrekening – een criminele herkomst had.
Verbergen/verhullen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte geldbedragen heeft verborgen en/of verhuld door anoniem te factureren en door grote contante geldbedragen aan te nemen en zelf op zijn bedrijfsrekening te storten.
Gedeeltelijk van misdrijf afkomstig
De rechtbank wijst ten slotte op het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2010 (NJ 2011, 44). Hieruit volgt dat uit de wetgeschiedenis bij artikel 420bis en 420quater Sr als bedoeling van de wetgever moet worden afgeleid dat deze met het oog op een effectieve bestrijding van het witwassen het noodzakelijk achtte om niet alleen voorwerpen onder het bereik van de witwasbepalingen te brengen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Voorts kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat in het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, het aldus vermengde vermogen kan worden aangemerkt als mede of deels uit misdrijf afkomstig.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, nu niet kan worden vastgesteld welk deel van de door de verdachte ontvangen geldbedragen (mogelijk) een legale herkomst had en welk deel niet, slechts kan worden bewezen verklaard dat de verdachte van “enig geldbedrag” de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist (in ieder geval in voorwaardelijke zin) dat dat “gedeeltelijk” uit misdrijf afkomstig was.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 1 mei 2015 tot en met 7 juli 2017 te Wateringen, gemeente Westland, en/of te ’s-Gravenhage van enig geldbedrag, zoals dat gestort is op zijn bankrekening, de herkomst heeft verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij veroordeling rekening te houden met de navolgende omstandigheden. In ieder geval kan slechts een veel lager bedrag bewezen worden verklaard dan is ten laste gelegd, hetgeen een matigend effect moet hebben op de strafmaat. Daarnaast is de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM geschonden en heeft de verdachte geen relevante antecedenten. Bovendien is er sprake van een geheel onbekend terrein en kan men thans min of meer spreken van een ‘proefproces’. De verdachte voorzag destijds geen strafbaarheid van zijn handelen. De verdachte is door de gevolgen van de vervolging getroffen en heeft aanzienlijke bedrijfsschade opgelopen alsmede negatieve media-aandacht. De verdachte is direct na de inval gestopt met de hem verweten handel en heeft zijn leven een geheel andere wending gegeven. De raadsman bepleit, gelet op voornoemde omstandigheden, toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (schuldigverklaring zonder oplegging van straf), een geringe voorwaardelijke straf dan wel een kleine geldboete, ook met het oog op verdachtes Verklaring Omtrent Gedrag.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaren schuldig gemaakt aan het witwassen van crimineel geld bij de handel in telefoontoestellen met een PGP-functionaliteit verkocht. Door het witwassen van geld wordt de herkomst van uit strafbare feiten verkregen middelen aan het zicht onttrokken, zodat die middelen in het reguliere financiële en economische verkeer kunnen worden gebruikt. Dit leidt tot een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer.
De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
Uit het strafblad van de verdachte van 20 september 2019 blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Om te bevorderen dat landelijk door gerechten in gelijke gevallen gelijke straffen worden opgelegd heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld. Het LOVS kent een uitgangspunt van 5 tot 9 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor fraude bij een benadelingsbedrag tussen de 70.000 en 125.000 euro. Hoewel bij witwassen niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, en de rechtbank de grootte van het witgewassen bedrag niet kent, ziet de rechtbank toch aanleiding, uitgaande van het totaal van de contante stortingen op de rekening van verdachte, om aan te haken bij dit oriëntatiepunt.
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt de rechtbank het volgende. De redelijke termijn van berechting vangt aan vanaf het moment dat door of vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In het onderhavige geval was dat de doorzoeking van de loods op 14 december 2016. De rechtbank doet uitspraak in deze zaak op 1 november 2019 ofwel twee jaren en ongeveer elf maanden later. Er is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting van ongeveer elf maanden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die de overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dan ook tot strafvermindering ter compensatie van de geconstateerde overschrijding. Alles afwegende ziet de rechtbank – anders dan de raadsman – geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. In de eis van de officier van justitie is ook ruimschoots rekening gehouden met de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank zal aan de verdachte de gevorderde straffen opleggen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de verbeurdverklaring gevorderd van de voorwerpen die op de beslaglijst worden vermeld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte dienen te worden teruggegeven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de op de beslaglijst aangeduide voorwerpen waarop strafrechtelijk beslag ligt onder de verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal teruggave gelasten van de inbeslaggenomen voorwerpen, nu niet kan worden vastgesteld dat deze door middel van het strafbare feit zijn verkregen, noch dat het feit daarmee is voorbereid of begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
witwassen
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) dagen;
veroordeelt de verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
gelast de teruggave aan de veroordeelde van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
dr. mr. M.E. Notermans, voorzitter,
mr. H.P.M. Meskers, rechter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K. Martir, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 november 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer [rekeningnummer] van de politie eenheid Den Haag, Dienst Regionale Recherche, team Opsporing (DH), met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 317).
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 8-10.
3.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, p. 12; Lijst van inbeslaggenomen goederen, p. 13-22.
4.Proces-verbaal van verdenking, p. 24-27; verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2019.
5.Proces-verbaal van verdenking, p. 25-45.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97-103.
7.Geschrift: rekeninggegevens [rekeningnummer] op naam van [verdachte] , p. 301-304.
8.Vervolg proces-verbaal, bijlage AMB-015, p. 300-304..
9.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 oktober 2019.