ECLI:NL:RBDHA:2019:15098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van Wajong-uitkering en ingangsdatum bij psychische aandoeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiser, geboren in 1997, had eerder aanvragen voor een Wajong-uitkering ingediend die waren afgewezen. In het primaire besluit van 9 november 2020 werd hem een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 1 juli 2020. Eiser ging in beroep tegen het bestreden besluit van 26 februari 2021, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan schizofrenie en dat hij in het verleden meerdere keren is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Eiser betoogde dat hij recht had op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht naar zijn 18e verjaardag, omdat hij pas later duidelijk zicht had op de ernst van zijn aandoeningen. De rechtbank oordeelde echter dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering correct was vastgesteld op de datum van de aanvraag, 1 juli 2020, en dat er geen aanleiding was om van deze regel af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2698

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2015) toegekend met ingang van 1 juli 2020.
Bij besluit van 26 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het
daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vragen aan verweerder gesteld.
De gestelde vragen heeft verweerder beantwoord, onder overlegging van nadere stukken.
Eiser heeft een reactie ingediend.
Bij brief van25 maart 2022 heeft de rechtbank partijen verzocht om binnen vier weken aan te geven ofzij een nadere zitting wensen en medegedeeld dat, indien zij van een zitting afzien, het onderzoek wordt gesloten en binnen zes weken uitspraak wordt gedaan. Beide partijen hebben schriftelijk aangegeven van een zitting af te zien.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Eiser is geboren op [geboortedag] 1997. In 2015 heeft eiser zijn diploma ‘MBO-1 arbeidsmarktgekwalificeerd assistent handel’ behaald. Eiser was in de periode van 6 oktober 2014 tot 6 mei 2017 in totaal 21 uur werkzaam als verkeersregelaar bij [B.V. 1] B.V. en in mei 2017 in totaal negen uur werkzaam als magazijnmedewerker via [B.V. 2] B.V. bij Heineken. Aan eiser is van 19 mei tot 29 mei 2017 een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Op enig moment is bij eiser de diagnose schizofrenie gesteld. In 2018 is eiser enkele malen opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis GGZ [GGZ] te [plaats] (GGZ [GGZ] ) vanwege psychotische decompensatie. In 2019 is eiser in de periode van 7 tot 25 oktober in totaal 125 uur bij [B.V. 3] B.V. werkzaam geweest. Vervolgens is eiser wederom vanwege psychotische decompensatie opgenomen in GGZ [GGZ] van 17 november 2019 tot en met 14 augustus 2020.
1.2
Bij besluiten van 24 februari 2017 (aanvraag van 1 februari 2017) en 4 juni 2019 (aanvraag van 13 november 2018) zijn eerdere Wajong-aanvragen van eiser afgewezen. In het besluit van 4 juni 2019 is vermeld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft, maar dat hij dat naar verwachting in de toekomst mogelijk wel zal hebben. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en voldoet eiser aldus niet aan de voorwaarden voor toekenning van een Wajong-uitkering. Deze beide besluiten heeft eiser niet aangevochten, zodat zij in rechte vast staan.
1.3
Op 1 juli 2020 heeft eiser voor de derde keer een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wajong 2015.
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder per 1 juli 2020 een Wajong-uitkering toegekend . Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. De besluiten berusten op het standpunt dat eiser geen arbeidsvermogen heeft en dat dit naar verwachting in de toekomst niet verandert.
1.5
Eiser betoogt primair dat hij recht heeft op een Wajong-uitkering met ingang van zijn 18e verjaardag ( [geboortedag] 2015). Eiser stelt dat de toepassing van Hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 tot een onredelijk besluit leidt en dat daarom artikel 29, tweede lid, van de Wajong 1998 [1] dan wel artikel 29, tweede lid, van Hoofdstuk 3 van de Wajong 2015 naar analogie moet worden toegepast. Zijns inziens is sprake van een bijzonder geval in de zin van voornoemde artikelen, zodat de ingangsdatum moet worden bepaald op [geboortedag] 2015. Eiser licht toe dat uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei 2013 [2] volgt dat van een bijzonder geval sprake is indien een verzekerde pas op een later tijdstip duidelijk zicht heeft op de ernst van de aandoeningen en de gevolgen daarvan voor zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser voert aan dat hij in 2015 is opgenomen ten behoeve van observatie en onderzoek en naar aanleiding daarvan is verwezen naar de specialistische GGZ. Vanaf 2018 is sprake van opnames in verband met psychotische decompensatie. Ter onderbouwing verwijst eiser naar brieven uit 2015 van het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda en een brief van psychiater Boogmans van het psychiatrisch ziekenhuis GGZ [GGZ] van 17 augustus 2020/9 maart 2020 inzake een opname van 17 november 2019 tot en met 14 augustus 2020 vanwege psychotische decompensatie. De psychiatrische problematiek van eiser blijkt ook uit de door eiser overgelegde machtigingen (voortzetting) bewaring (2018, 2019), een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg (2020) en een verzoek tot onderbewindstelling (2020). Deze psychiatrische problematiek bracht mee dat eiser vóór zijn 18e levensjaar niet in staat was om diploma’s te behalen in het voortgezet onderwijs en hebben ook tot gevolg gehad dat zijn pogingen om te participeren op de arbeidsmarkt zijn mislukt. Eiser stelt verder dat hem niet kan worden verweten dat hij of zijn naasten in 2015 geen Wajong-uitkering hebben aangevraagd, aangezien destijds feitelijk al sprake was van psychotische decompensatie.
Subsidiair stelt eiser, met een beroep op de hardheidsclausule, dat de ingangsdatum moet worden bepaald op een datum van een eerdere aanvraag (1 februari 2017 dan wel 13 november 2018). Op deze data voldeed eiser immers alleen niet aan het duurzaamheidscriterium en uit het primaire besluit blijkt dat wel degelijk sprake is van duurzaamheid, aldus eiser.
Meer subsidiair stelt eiser dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering moet worden bepaald op 1 juli 2019, dat is de datum die gelegen is één jaar voor zijn laatste aanvraagdatum.
2. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.1
De rechtbank overweegt dat, indien de aanvraag voor een Wajong-uitkering is ingediend na 1 januari 2015, zoals in dit geval, deze dient te worden beoordeeld aan de hand van het per 1 januari 2015 nieuw toegevoegde hoofdstuk IA van de Wajong. Voor analoge toepassing van artikel 29, tweede lid, van de Wajong 1998 [3] dan wel artikel 3:29, tweede lid, van de Wajong 2015 biedt hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 geen ruimte. Waar de wetgever in voornoemde artikelen 29 expliciet heeft opgenomen dat in bijzondere gevallen van de ingangsdatum kan worden afgeweken, ontbreekt deze zinsnede in het op de ingangsdatum ziende artikel 1a:11, tweede lid, van de Wajong 2015. De ruimte die aldus in voornoemde artikelen 29 werd geboden om van de ingangsdatum af te wijken, ontbreekt indien toepassing van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 aan de orde is, zoals in dit geval. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 mei 2013 kan hem om deze reden niet baten.
2.2
Artikel 1a:11, eerste lid, van de Wajong 2015 bepaalt dat verweerder op aanvraag vaststelt of er recht op een Wajong-uitkering bestaat. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het recht op een Wajong-uitkering ontstaat op de dag waarop de aanvraag werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat als de toepassing van het eerste lid zou leiden tot kennelijke hardheid, verweerder bevoegd is het recht op een Wajong-uitkering ambtshalve toe te kennen. Voor zover eiser een beroep heeft willen doen op de in artikel 1a:11, vierde lid, van de Wajong 2015 opgenomen hardheidsclausule, kan dit niet slagen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel is verweerder bevoegd om het recht op een Wajong-uitkering ambtshalve toe te kennen indien de vaststelling van het recht op een Wajong-uitkering conform het eerste lid van dit artikel zou leiden tot kennelijke hardheid. Dit artikel kan blijkens de wetsgeschiedenis enkel een rol spelen in situaties waarin, bij toepassing van het eerste lid van het artikel, het niet of te laat doen van een aanvraag tot kennelijke hardheid zou leiden (memorie van toelichting, TK 2011-2012, 33 161, nr. 3, p. 96) . Verweerder kan in dat geval ambtshalve een Wajong-uitkering toekennen ondanks het ontbreken of te laat indienen van een aanvraag. Dit is in de onderhavige zaak niet aan de orde. Eiser heeft immers binnen vijf jaar na zijn 18e verjaardag twee aanvragen ingediend, namelijk op 1 februari 2017 en 13 november 2018. Beide aanvragen zijn door verweerder afgewezen omdat nog niet kon worden geconcludeerd dat eiser duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. In de toepassing van artikel 1a:11 van de Wajong 2015 is derhalve ook geen onredelijke dan wel onevenredige toepassing van de wet gelegen.
2.3
Uit de reactie van eiser d.d. 29 november 2021 op de brief van verweerder van 1 oktober 2021 blijkt dat hij niet heeft beoogd een verzoek tot herziening van de beslissingen uit 2017 en 2019 in te dienen.
2.4
De conclusie moet zijn dat verweerder met juistheid de ingangsdatum van de Wajong-uitkering heeft bepaald op 1 juli 2020, de dag waarop eiser zijn aanvraag heeft ingediend.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Op 1 januari 1998 is in werking getreden de Wet van 24 april 1997 (Stb. 1997, 177) houdende voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wajong 1998). Bij de Wet van 3 december 2009 (Stb. 2009, 582) is de Wet van 24 april 1997 met ingang van 1 januari 2010 gewijzigd (Wajong 2010) en bij de Wet van 3 december 2014 (Stb. 2014, 495) is de Wet van 24 april 1997 opnieuw, met ingang van 1 januari 2015, gewijzigd (Wajong 2015).
2.CRvB 29 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1417.
3.Op 1 januari 1998 is in werking getreden de Wet van 24 april 1997 (Stb. 1997, 177) houdende voorziening tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid voor jonggehandicapten (Wajong 1998). Bij de Wet van 3 december 2009 (Stb. 2009, 582) is de Wet van 24 april 1997 met ingang van 1 januari 2010 gewijzigd (Wajong 2010) en bij de Wet van 3 december 2014 (Stb. 2014, 495) is de Wet van 24 april 1997 opnieuw, met ingang van 1 januari 2015, gewijzigd (Wajong 2015).