ECLI:NL:RBDHA:2019:1823
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Italië onder Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat er systematische tekortkomingen zijn in de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Italië, waardoor de Staatssecretaris ten onrechte de behandeling van zijn aanvraag niet aan zich heeft getrokken.
Tijdens de zitting op 7 februari 2019, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld samen met een andere zaak. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat Italië nog steeds onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel valt, ondanks de maatregelen van de Italiaanse regering in het Salvini-decreet. Eiser heeft verschillende nieuwsberichten en rapporten ingediend ter ondersteuning van zijn stelling, maar de rechtbank oordeelde dat deze geen nieuw licht op de zaak wierpen.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen aanleiding was voor de Staatssecretaris om de asielaanvraag aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier A.S. Hamans. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.