ECLI:NL:RBDHA:2019:1890
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen door de staatssecretaris, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat hij bij terugkeer naar Italië geen opvang zou krijgen. Tijdens de zitting op 7 februari 2019 was de eiser aanwezig met zijn gemachtigde, en ook de gemachtigde van de staatssecretaris was aanwezig, samen met een tolk.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser, gezien zijn eerdere asielaanvraag daar. De eiser heeft echter betoogd dat hij als terugkerende Dublinclaimant geen opvang meer zal krijgen in Italië, verwijzend naar het Salvini-decreet en een rapport van AIDA. De rechtbank oordeelde dat de mogelijkheid dat de eiser geen opvang zou krijgen onvoldoende was om aan te nemen dat dit ook daadwerkelijk zou gebeuren. De Italiaanse autoriteiten hadden immers aangegeven de asielaanvraag van de eiser in behandeling te nemen.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kon worden toegepast ten aanzien van Italië. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van de griffier S.A.K. Kurvink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.