Overwegingen
1. Eiseres heeft de Georgische nationaliteit. Zij stelt te zijn geboren op [geboortedatum] . Op 29 november 2018 heeft eiseres een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft het volgende relaas aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres is in november 2017 door haar vader vanuit Georgië meegenomen naar Oostenrijk, samen met haar zus. Vader en zus zijn op 21 maart 2018 weer teruggekeerd naar Georgië. In Oostenrijk heeft eiseres kort na haar aankomst [naam 2] leren kennen, een Marokkaanse man. Zij is op 7 maart 2018 met hem getrouwd. Zij was christen, maar door het huwelijk is zij moslima geworden. Haar vader was tegen dit huwelijk. Op 21 maart 2018 is eiseres met haar man naar Duitsland gegaan. Ook is zij met hem in Zwitserland geweest. [naam 2] werd zowel in Duitsland als in Zwitserland geclaimd bij Oostenrijk op grond van de Dublinverordening. Eiseres vreest voor haar vader bij terugkeer naar Georgië, vanwege zijn alcoholgebruik en vanwege het feit dat hij tegen haar huwelijk is. Zij stelt nergens in Georgië veilig voor hem te zijn.
3. Verweerder vindt het geloofwaardig dat eiseres afkomstig is uit Georgië en dat zij door haar vader is meegenomen vanuit Georgië. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiseres in het huwelijk is getreden met een Marokkaanse man, en dat zij in verband hiermee en als gevolg van haar belangstelling voor de islam problemen van haar vader te vrezen heeft. Verweerder beschouwt Georgië als een veilig land van herkomst, en volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat Georgië voor haar geen veilig land is. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4. Eiseres voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte heeft vastgehouden aan de door eiseres aanvankelijk opgegeven geboortedatum ( [geboortedatum 2] ), zonder nader onderzoek te doen bij de Oostenrijkse autoriteiten. Ook bestrijdt eiseres het standpunt dat haar gestelde huwelijk en haar bekering niet geloofwaardig zijn. Omdat het huwelijk met de Marokkaanse man en de bekering wel geloofwaardig zijn, heeft verweerder ten onrechte de vrees van eiseres voor haar vader niet aannemelijk geacht. Verweerder had nader onderzoek moeten doen bij de Oostenrijkse autoriteiten naar de omstandigheden rond de (voorgenomen) uitzetting van eiseres en van haar vader. Zelfs als het huwelijk van eiseres niet aannemelijk is, had verweerder wel uit moeten gaan van de relatie van eiseres met [naam 2] . Ook in dat geval is de vrees van eiseres voor haar vader aannemelijk. Eiseres bestrijdt dat Georgië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Subsidiair betoogt eiseres dat verweerder haar om humanitaire redenen verblijf had moeten toestaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid asielrelaas
5. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres eerstals geboortedatum heeft opgegeven [geboortedatum 2] , en naderhand[geboortedatum 3] en voor deze wijziging geen goede verklaring heeft gegeven. Tijdens het gehoor veilig land van herkomst verklaarde zij: “Ik was heel moe en in de war toen ik het invulde. Ik heb geen reden om
hierover te liegen.”. Tijdens het aanvullend gehoor verklaarde eiseres: “Ten eerste was ik heel erg moe en ten tweede wilde ik niet van mijn man gescheiden worden vanwege mijn leeftijd. Ik wilde volwassener overkomen.”. Zij heeft weliswaar tijdens het aanvullend gehoor een kopie van een identiteitsbewijs overgelegd, maar zij heeft nagelaten het origineel – dat volgens eiseres bij haar moeder thuis lag en dat zij had kunnen laten opsturen – over te leggen. Verweerder heeft om al deze redenen niet ten onrechte getwijfeld aan de gewijzigde geboortedatum van eiseres. Het is aan eiseres om consistent over haar leeftijd te verklaren en deze verklaringen te staven met bewijs. Dat verweerder nader onderzoek had moeten doen bij de Oostenrijkse autoriteiten (die in het bezit zouden zijn van haar paspoort), wordt dan ook niet gevolgd.
6. Volgens eisers was zij nog minderjarig ten tijde van haar gestelde huwelijk in Oostenrijk met [naam 2] (7 maart 2018). Eiseres heeft over dat huwelijk verklaard dat zij binnen één dag kon trouwen en dat de formaliteiten beperkt waren tot de afgifte van de vreemdelingendocumenten, het ondertekenen van formulieren en de betaling van € 50,00. Vastgesteld wordt dat eiseres geen huwelijksakte heeft overgelegd. Verweerder heeft dat terecht tegengeworpen. Niet gevolgd wordt de stelling van eiseres dat verweerder de huwelijkssluiting uit een oogpunt van zorgvuldigheid had moeten verifiëren. Het ligt immers op de weg van eiseres om haar asielaanvraag waar mogelijk te documenteren, en dus ook om het gestelde huwelijk te staven. Verweerder heeft voorts terecht, onder vermelding van diverse bronnen, tegengeworpen dat voor huwelijkssluiting in Oostenrijk onder meer is vereist dat ongehuwdverklaringen worden overgelegd en gelegaliseerde en vertaalde geboorteaktes. Ook heeft verweerder erop gewezen dat eiseres als gestelde minderjarige niet kon trouwen. De tegenwerping van eiseres in beroep dat minderjarigen in Oostenrijk wel degelijk kunnen trouwen, is op zichzelf terecht. Maar uit de door eiseres zelf overgelegde informatieblijkt dat minderjarigen voor een huwelijk toestemming van hun ouders nodig hebben. Vervangende toestemming kan slechts door een rechter worden gegeven als er geen goede reden is voor weigering. Eiseres heeft op geen enkel moment tijdens de gehoren in haar asielproceduremelding gemaakt van de verlening van vervangende toestemming door een rechter.
7. De conclusie is dat verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiseres over de huwelijkssluiting in Oostenrijk met [naam 2] ongeloofwaardig heeft geacht. Nu eiseres heeft gesteld dat zij zich heeft bekeerd tot de islam omdat haar man moslim is en hij het belangrijk vindt dat zijn vrouw ook moslim is, heeft verweerder ook die bekering als ongeloofwaardig kunnen aanmerken. Verweerder heeft in dit verband tevens kunnen tegenwerpen dat eiseres heeft verklaard dat zij de moskee nog niet heeft bezocht en dat zij zich nog niet daadwerkelijk in de religie heeft verdiept.
8. Eiseres heeft als reden aangevoerd voor haar vrees, dat haar vader haar zou vermoorden omdat hij tegen haar huwelijk met een moslim was. Verweerder heeft deze vrees terecht niet aannemelijk geacht, gelet op de ongeloofwaardige verklaringen van eiseres over haar gestelde huwelijk en over haar gestelde bekering. Verweerder heeft in dit verband ook terecht tegengeworpen dat eiseres zelf heeft verklaard dat zij vóór haar huwelijk al af en toe samenwoonde met [naam 2] , terwijl de vader zich vóór zijn vertrek uit Oostenrijk daartegen niet heeft verzet. De stelling van eiseres dat verweerder in ieder geval van een relatie van eiseres met [naam 2] had moeten uitgaan en dat ook dan haar vrees aannemelijk is, wordt niet gevolgd. Het hele asielrelaas van eiseres wordt immers ondergraven door de ongeloofwaardige verklaringen over haar huwelijk en haar bekering.
Georgië veilig land van herkomst
9. Eiseres heeft aangevoerd dat Georgië ten onrechte is aangemerkt als veilig land van herkomst. Daarover wordt het volgende overwogen.
10. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1838) is geoordeeld dat de aanwijzing van Georgië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke vereisten. Onder meer heeft de Afdeling in die uitspraak overwogen dat er in Georgië wet- en regelgeving is die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRMverbiedt, dat die wet- en regelgeving wordt toegepast en dat daadwerkelijk een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar is. 11. Verweerder heeft verder gewezen op de herbeoordeling die ten
aanzien van Georgië heeft plaatsgevonden en die is vastgelegd in een brief van de
verweerder van 11 juni 2018 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer(hierna: de beleidsbrief), waarbij onder andere gebruik gemaakt is van informatie uit
Country Reports on Human Rights Practices for 2017van het US State Department (USDOS). Verweerder haalt hieruit aan dat de huidige regering de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht wil versterken. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat die herbeoordeling te beperkt is: wanneer er achteruitgang is op één van de beoordelingscriteria, kan de aanwijzing als veilig land van herkomst toch worden gehandhaafd, terwijl de achteruitgang voor de betreffende vreemdeling relevant is.
12. In de beleidsbrief staat dat bij de herbeoordeling wordt gekeken naar de criteria:
–democratisch bestuur,
–bescherming van het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon,
–vrijheid van meningsuiting,
–vrijheid van godsdienst en vereniging,
–bescherming tegen discriminatie en vervolging door derden,
–toegang tot onafhankelijk onderzoek,
–toegang tot een onafhankelijke rechterlijke macht, en
–toegang tot rechtsmiddelen.
Indien er een aanmerkelijke achteruitgang is op één van de eerste drie punten of als er op een meerderheid van de criteria een achteruitgang wordt geconstateerd, volgt een uitgebreide beoordeling van het land van herkomst.
De uitkomst van de herbeoordeling is dat in de onderzochte landen (waaronder Georgië) geen sprake is van een aanmerkelijke achteruitgang op één van de eerste drie punten, noch is er sprake van een achteruitgang op een meerderheid van de criteria. Een uitgebreidere beoordeling is voor geen van deze landen aangewezen. De aanwijzing van deze landen als veilig land van herkomst wordt voortgezet. Wel ziet verweerder aanleiding om voortaan verhoogde aandacht te schenken aan LHBTI’s in (onder) meer Georgië.
13. De rechtbank volgt niet dat deze wijze van beoordeling te beperkt is. Uit de gekozen methodiek is immers af te leiden dat wordt beoordeeld of de situatie met betrekking tot het democratisch gehalte van de samenleving, het rechtsstatelijk niveau en de naleving van mensenrechten in het betreffende land in betekenende mate is verslechterd.
14. Eiseres heeft verder gewezen op een aantal passagesuit het hiervoor aangehaalde rapport van het USDOS dat ook is gebruikt bij die herbeoordeling. Die passages vermelden punten van zorg, maar daaruit blijkt niet dat sprake is van een (aanmerkelijke) achteruitgang in vergelijking met de situatie ten tijde van de eerste beoordeling. Bovendien verbindt eiseres aan deze passages te vergaande conclusies. Zo wordt gesteld dat de toestand in de gevangenissen inhumaan zijn, terwijl in het rapport staat dat dit het geval is bij enkele oude inrichtingen (
some old facilities). Ook stelt eiseres dat er geen sprake is van onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak, terwijl in het rapport staat dat er indicaties zijn dat er bemoeienis plaatsvindt in de rechterlijke onafhankelijkheid en de rechterlijke partijdigheid. Er staat bovendien ook dat er maatregelen zijn getroffen om de positie van de rechter te versterken. Dat er geen rechtsmiddelen zijn voor de burger en dat er geen toegang is tot een onafhankelijke rechterlijke macht, zoals ter zitting is betoogd, blijkt niet uit dat rapport.
15. De rechtbank concludeert dat verweerder er terecht nog steeds van is uitgegaan dat Georgië een veilig land van herkomst is. Omdat het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte als ongeloofwaardig is aangemerkt, is niet aannemelijk dat Georgië voor eiseres geen veilig land van herkomst is.
16. De – subsidiaire – beroepsgrond dat verweerder eiseres om humanitaire redenen had moeten toelaten, slaagt evenmin. De rechtbank begrijpt dat eiseres betoogt dat verweerder haar, ambtshalve meetoetsend, een verblijfsvergunning regulier had moeten verlenen wegens de in haar asielrelaas gestelde feiten en omstandigheden. Reeds omdat deze feiten en omstandigheden niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, heeft verweerder daarin geen aanleiding hoeven zien om eiseres een reguliere vergunning te geven.
17. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eveneens terecht ambtshalve geen reguliere verblijfsvergunning verleend. Dat betekent dat ook de gronden tegen het onthouden van een vertrektermijn en het opleggen van een inreisverbod geen doel kunnen treffen. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.