ECLI:NL:RBDHA:2019:2456
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en onvoldoende onderbouwing van bedreigingen in Albanië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van eisers afkomstig uit Albanië. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Albanië voor hen geen veilig land van herkomst is. De eisers, een gezin met een minderjarig kind, hebben hun asielaanvraag gebaseerd op de stelling dat zij in Albanië bedreigd werden door een man genaamd [X], die in het verleden de zus van de eiser zou hebben verkracht. Na een reeks van gebeurtenissen, waaronder een gewelddadige confrontatie met [X] en een vlucht naar Frankrijk, zijn zij uiteindelijk naar Nederland gekomen om asiel aan te vragen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen van eisers op 8 februari 2019 zijn afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze als kennelijk ongegrond werden beschouwd. Tijdens de zitting op 7 maart 2019 zijn eisers niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van eisers over de problemen met [X] ongeloofwaardig zijn en dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd om aan te tonen dat Albanië voor hen niet veilig is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op asielaanvragen en het rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit een veilig land van herkomst geen bescherming nodig hebben.
De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat zij in Albanië met ernstige bedreigingen te maken hebben gehad en dat zij in staat zijn om bescherming te zoeken bij de Albanese autoriteiten. De beroepen van eisers zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 april 2019.