2.3Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de meer subsidiaire grondslag van het bestreden besluit komt te vervallen.
3. Eiser voert aan dat in het bestreden besluit een nieuwe grondslag voor de beëindiging van de uitkering wordt genoemd, te weten dat vanuit zijn woning prostitutiewerkzaamheden werden verricht. Hiervan had eiser echter geen weet dan wel kon hij geen weet hebben gehad en hierover heeft verweerder hem nimmer om informatie gevraagd. Voorts hadden de resultaten van het HEIT-onderzoek volgens eiser niet aan de besluitvorming ten grondslag gelegd mogen worden, omdat die controleurs onder valse voorwendselen eisers woning hebben betreden. Tevens wijst eiser er op dat hij de huur van de woning [ADRES 2] per 1 mei 2018 heeft opgezegd, omdat hij de huur niet meer kon betalen. Daarnaast voert eiser aan dat hij in bezwaar niet heeft ontkent dat hij de BMW gebruikt, maar dat dit is ten behoeve van zijn zieke kinderen. Verder stelt hij dat de BMW reeds eerder onderwerp van onderzoek door verweerder is geweest, hetgeen geen gevolgen heeft gehad voor zijn uitkering. Daarom ontbreekt naar de mening van eiser thans de bevoegdheid om vanwege diezelfde auto de uitkering te herzien en terug te vorderen. Bovendien is in het bestreden besluit volgens eiser in het geheel niet op deze bezwaargrond ingegaan. Subsidiair voert eiser aan dat niet eerder dan 17 maart 2016 sprake geweest kan zijn van schending van de inlichtingenplicht. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij veel voor zijn kinderen moet zorgen en hen moet begeleiden heeft eiser bij brief van
24 januari 2019 medische informatie over zijn zoon [C], zijn dochter [D] zijn ex-vrouw [A] in het geding gebracht.
4. Artikel 17, eerste lid, Pw bepaalt – voor zover hier van belang – dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 54, derde lid, Pw - voor zover van belang - herziet het college een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt het een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.
Ingevolge artikel 58, eerste lid, Pw vordert het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, Pw.
5. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:322), dat een besluit tot herziening of intrekking van het recht op bijstand een belastend besluit is. Dit brengt met zich mee dat het in de eerste plaats aan verweerder is om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en op verweerder de last rust aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening of intrekking is voldaan. Het is daarom aan verweerder om aannemelijk te maken dat eiser de op hem rustende wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden en dat daardoor het recht op bijstand niet was vast te stellen.