ECLI:NL:RBDHA:2019:3056
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Italië onder het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2019 uitspraak gedaan in een procedure over de asielaanvraag van een eiser van Nigeriaanse nationaliteit. De eiser had op 16 oktober 2018 asiel aangevraagd in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 februari 2019, waar de eiser niet aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank overwoog dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, aangezien de eiser eerder verzoeken om internationale bescherming in Italië had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië niet tijdig op het terugnameverzoek van Nederland heeft gereageerd, wat betekent dat Italië zich aan zijn internationale verplichtingen moet houden.
De eiser voerde aan dat er systematische tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië, en dat daarom niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had geconcludeerd dat verweerder nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De rechtbank vond geen bewijs dat het rapport waar de eiser zich op beriep, een wezenlijk ander beeld schetste dan eerder was vastgesteld.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.