ECLI:NL:RBDHA:2019:3534
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering na onregelmatig ontslag en vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft eiser, na een onregelmatig ontslag, een bijstandsuitkering aangevraagd. Eiser ontving een vergoeding van zijn ex-werkgever van ruim € 8.000,- op basis van een vaststellingsovereenkomst. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, heeft deze vergoeding aangemerkt als inkomen, wat leidde tot de afwijzing van de bijstandsaanvraag. Eiser en zijn medeeiser, die samenwoonden, hebben beroep ingesteld tegen deze afwijzing. De rechtbank heeft op 10 april 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de vergoeding die eiser ontving, moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van de Participatiewet (Pw). De rechtbank overwoog dat de vergoeding primair betrekking had op het niet ontvangen van loon na de onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Eiser voerde aan dat de vergoeding niet als inkomen kon worden aangemerkt, omdat deze bedoeld was ter compensatie van immateriële schade. De rechtbank verwierp dit standpunt, omdat niet was aangetoond dat de vergoeding ook diende ter compensatie van materiële schade. De rechtbank concludeerde dat de vergoeding als inkomen moest worden aangemerkt, waardoor de bijstandsuitkering terecht was geweigerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.