Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser 1],
[eiser 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben de ouders, eisers, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de Raad voor de Kinderbescherming, gedaagde. De ouders hebben diverse vorderingen geformuleerd, maar de voorzieningenrechter heeft zich uiteindelijk alleen gericht op de proceskostenveroordeling. De ouders hebben gesteld dat zij kosten hebben gemaakt in hun pogingen om wijzigingen in een rapport van de Raad door te voeren, en hebben verzocht om vergoeding van deze kosten. De Raad heeft verweer gevoerd en betoogd dat de ouders te snel tot dagvaarding zijn overgegaan en dat de vertraging niet alleen aan hen te wijten is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Raad niet altijd voldoende voortvarend heeft gehandeld, maar ook dat de ouders nieuwe eisen hebben gesteld die tot verweer hebben geleid. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het door de Raad aangeboden bedrag van € 679,- voor proceskosten passend is en heeft de Raad veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de ouders. De Raad is ook verplicht om wettelijke rente te betalen bij gebreke van tijdige betaling. Het vonnis is uitgesproken op 22 januari 2019.