ECLI:NL:RBDHA:2019:5268
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing regularisatieverzoek voor Rijnvarende met betrekking tot sociale verzekeringsplicht in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Rijnvarende, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsook de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De eiser had een regularisatieverzoek ingediend voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, maar dit verzoek werd door beide verweerders afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de eiser, na ontvangst van een brief van de Belastingdienst in 2009, had moeten begrijpen dat hij verzekerd was in Nederland, waar de exploitant van het schip waarop hij werkte gevestigd was. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de regel zouden rechtvaardigen, en dat de Svb op goede gronden niet tot regularisatie was overgegaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van het regularisatieverzoek terecht was.