ECLI:NL:RBDHA:2019:5578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 mei 2019
Zaaknummer
7010316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tegen politie wegens hardhandige arrestatie en schadevergoeding

In deze zaak vorderde eiseres schadevergoeding van de politie wegens een hardhandige arrestatie die zij had ondergaan. De kantonrechter in Den Haag heeft op 29 januari 2019 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M.G. Hulsman, stelde dat de politie onrechtmatig had gehandeld door zonder voorafgaand onderzoek het pand binnen te vallen, waar zij zich bevond. De politie was ter plaatse gekomen na een melding van een mogelijke noodsituatie. Eiseres was in het pand aangetroffen in een kwetsbare situatie, wat leidde tot haar aanhouding voor huisvredebreuk. Eiseres voerde aan dat de politie haar rechten had geschonden en dat er sprake was van excessief geweld, wat resulteerde in materiële en immateriële schade. De politie, vertegenwoordigd door Centraal Beheer, verweerde zich tegen de vordering en stelde dat hun handelen gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden van de melding.

De kantonrechter oordeelde dat het handelen van de politie niet onrechtmatig was. De rechter stelde vast dat de politie gerechtvaardigd was om het pand binnen te treden op basis van de ontvangen melding. De rechter benadrukte dat het niet redelijk was om van de politie te verwachten dat zij eerst onderzoek deden naar het gebruik van het pand. De escalatie van de situatie werd deels aan eiseres toegerekend, aangezien zij hysterisch reageerde en een politieagent sloeg, wat haar aanhouding rechtvaardigde. De rechter concludeerde dat er geen bewijs was van excessief geweld en dat de politie adequaat had gehandeld onder de gegeven omstandigheden. Uiteindelijk werd de vordering van eiseres afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
dd
Rolnr.: 7010316/18-13919
29 januari 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.M.G Hulsman,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Politie, Rechtspersoon met Wettelijke Taak (RWT), bekend als de Nationale Politie,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
gemachtigde: Centraal Beheer.

1.Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 18 juni 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de brief van de zijde van eiseres van 4 december 2018;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 11 december 2018 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Gedaagde is verschenen bij [betrokkene] , bijgestaan door [gemachtigde] namens de gemachtigde. Van de zijde van eiseres zijn pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

Op grond van wat door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit de overgelegde stukken,
een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
- Eiseres huurt, althans heeft gehuurd, een atelier (anti-kraak), gelegen in een voormalige basisschool aan de [adres] in [plaats] (hierna: het pand).
- Op 17 maart 2014 rond 6:20 uur ontving gedaagde een melding van meerdere melders dat zij in het pand op de eerste verdieping het licht aan en uit zagen gaan, dat zij dachten in het pand een persoon te hebben gezien en dat zij een kinderstem om hulp en/of “auw” hadden horen roepen.
- In het pand was eerder een school gevestigd. Een half jaar voor bovengenoemde datum was deze verhuisd.
- Gedaagde is op genoemde melding met meerdere wagens uitgerukt. Ter plaatse is geconstateerd dat op de eerste etage inderdaad meerdere malen het licht aan en uit ging. Er is meerdere malen door gedaagde op de deur gebonkt, geschreeuwd en met licht geschenen. Via de meldkamer is getracht een telefoonnummer van een sleutelhouder dan wel contactpersoon te achterhalen.
- Uiteindelijk is er een raam geforceerd en is gedaagde binnengetreden. Gedaagde heeft haar aanwezigheid in het pand verbaal steeds kenbaar gemaakt.
- Bij de doorzoeking van het pand werd op de eerste verdieping een deur aangetroffen met daarin aan de buitenzijde een sleutelbos. Gedaagde heeft die deur geopend en is de achterliggende ruimte met meerdere personen tegelijk binnengetreden.
- Aldaar troffen zij eiseres aan, gelegen op een matras met een man, beiden naakt. Eiseres is hierop gaan schreeuwen en in huilen uitgebarsten. Gedaagde kon geen contact met haar krijgen.
- Gedaagde heeft gevorderd dat de aangetroffen personen zich zouden identificeren. Eiseres heeft dit niet gedaan. Hierop is haar en de eveneens aangetroffen man meegedeeld dat zij werden aangehouden voor huisvredebreuk.
- Hierop is eiseres geheel hysterisch geworden en in paniek geraakt. Er is tevergeefs geprobeerd eiseres te kalmeren, uiteindelijk ook door eiseres bij de kin vast te pakken. Daarbij heeft eiseres een politieagent geslagen. Uiteindelijk is zij daarvoor aangehouden en geboeid en gedeeltelijk gekleed naar het politiebureau vervoerd.

3.Geschil

3.1
Eiseres vordert, kort weergegeven, het volgende:
  • verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eiseres ondervindt als gevolg van het onrechtmatig handelen van gedaagde;
  • veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure (waaronder buitengerechtelijke kosten en eventuele nakosten);
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Eiseres legt hieraan, tegen de achtergrond van voormelde feiten, het navolgende ten grondslag:
Gedaagde heeft onrechtmatig jegens haar gehandeld waardoor zij materiele en immateriële schade heeft opgelopen. De materiele schade bestaat in kosten voor rechtsbijstand en medische hulp. Het onrechtmatig handelen van gedaagde bestaat er in dat geen voorafgaand onderzoek is gedaan naar de functie van het pand, dat er inbreuk is gedaan op het privéleven van eiseres, dat het escaleren van de situatie te wijten is aan gedaagde omdat zij toen eenmaal duidelijk was dat er geen sprake was van een noodtoestand met zeven man aanwezig is gebleven en identificatie heeft afgedwongen en dat het aankleden na de aanhouding onvoldoende zorgvuldig is geweest. Voorts is eiseres bekend met PTSS en daarvoor onder behandeling. Mede daardoor heeft zij overmatig hysterisch gereageerd. Met die mogelijkheid is evenwel geheel geen rekening gehouden. Eiseres had simpelweg niets fout gedaan en hoefde niet te verwachten dat zij slapend en naakt zou worden overvallen door een politiemacht. Bovendien is zij ook geslagen door een politieagent. Van de zijde van gedaagde blijkt achteraf geen enkel inlevingsvermogen. Gedaagde dient lering te trekken uit dit voorval. Een adequaat handelende politiemacht dient in staat te zijn te leren van situaties die volkomen anders hebben uitgepakt dan vooraf beoogd. Het vermogen of de bereidheid hiertoe blijkt evenwel niet.
3.3
Gedaagde voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiseres in de proceskosten, de rente daarover vanaf de vijftiende dag na datum vonnis en de nakosten.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna -voor zover van belang- nader worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1
Beoordeeld dient te worden of het handelen van gedaagde als onrechtmatig valt aan te merken. Daarbij overweegt de kantonrechter als eerste dat het hier uitsluitend gaat om het handelen van gedaagde
in deze concrete zaak. Voor zover in de gedingstukken en ter zitting mede het handelen en de feilbaarheid van gedaagde en haar ambtenaren in het algemeen aan de orde worden gesteld, wordt daaraan voorbijgegaan. Voorts geldt dat het handelen van gedaagde in deze zaak dient te worden beoordeeld aan de ten tijde van dat handelen voor haar redelijkerwijs kenbare omstandigheden van het geval. Inherent aan het werk van gedaagde en haar ambtenaren is immers dat ten tijde van een bepaald handelen niet alle omstandigheden van het geval reeds kenbaar zijn, terwijl van gedaagde en haar ambtenaren wel wordt verwacht dat zij (in meer of mindere mate) direct handelend op treden. Tot slot geldt dat indien kan worden geoordeeld dat het handelen van gedaagde en haar ambtenaren achteraf bezien beter of zorgvuldiger had gekund, dat op zichzelf niet maakt dat dit handelen onrechtmatig is geweest.
4.2
Tegen die achtergrond oordeelt de kantonrechter dat van enig onrechtmatig handelen van gedaagde in deze zaak geen sprake is geweest. Daartoe wordt het navolgende overwogen:
4.3
Gegeven de aard van de door gedaagde ontvangen melding is gerechtvaardigd dat gedaagde het pand is binnengevallen. Daarbij geldt dat op dat moment van gedaagde niet kon worden verwacht dat zij eerst nader onderzoek deed naar de vraag of het pand nog immer als school in gebruik was. Dit feitelijk gebruik is bovendien niet relevant. Voor zover gedaagde wel eerst had vastgesteld dat het pand niet langer als school in gebruik was, had zij zich daarom niet van het binnenvallen hoeven onthouden of anders moeten handelen dan zij gedaan heeft.
4.4
Vervolgens staat als niet weersproken vast dat de binnengetreden politieagenten hun aanwezigheid verbaal kenbaar hebben gemaakt. Dit is ook aannemelijk, omdat daarmee hun eigen veiligheid gediend is, zoals gedaagde terecht stelt. Eiseres heeft dit evenwel (kennelijk) niet gehoord. In ieder geval is daarop van haar zijde geen reactie gekomen. Ook het feit dat gedaagde de ruimte waarin eiseres lag te slapen is binnengetreden terwijl de sleutels aan de buitenkant van de deur zaten, is niet als onrechtmatig aan te merken. Er was immers nog steeds sprake van een (mogelijke) noodsituatie die ingrijpen van de zijde van gedaagde vereiste.
4.5
Vervolgens is de situatie geëscaleerd. Met eiseres is gedaagde van oordeel dat het achteraf bezien beter was geweest als enkele politieagenten zich hadden teruggetrokken nadat zij eiseres en de aanwezige man slapend en naakt hadden aangetroffen en het duidelijk was dat er geen gevaar dreigde. In ieder geval was de situatie dan wellicht minder overweldigend en /of bedreigend geweest voor eiseres en de man. Dit betreft evenwel een inzicht achteraf en is onvoldoende voor het oordeel dat het handelen van gedaagde als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Voorts geldt dat het escaleren van de situatie in ieder geval ten dele aan eiseres valt toe te rekenen. Zij is direct hysterisch geworden en in paniek geraakt, heeft zich niet laten kalmeren en heeft een politieagent geslagen. Daarmee heeft zij aanleiding gegeven voor haar aanhouding en daartoe is dan ook terecht overgegaan. Dat het gedrag van eiseres (mogelijk) voort is gekomen uit onderliggende psychopathologie moge zo zijn, maar dit is geen omstandigheid waar de aanwezige politieagenten op dat moment van op de hoogte konden of moesten zijn. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat een ander – meer de-escalerend – optreden van gedaagde, bijvoorbeeld in de vorm van het zich terugtrekken van de aanwezige agenten, had geleid tot een andere reactie van eiseres.
4.6
Eiseres stelt ter zitting nog dat zij zelf ook in het gezicht is geslagen en dat zij blauwe plekken had door toedoen van de betreffende agenten. Bij dagvaarding is dit evenwel niet als grondslag voor de vordering gesteld. Bovendien bevat het dossier geen aanwijzingen voor (excessief) politiegeweld. Uit de overgelegde medische gegevens volgt slechts dat de huisarts daags na de aanhouding blauwe plekken op de armen en borsten heeft vastgesteld. Van enige verwonding aan het gezicht wordt geen melding gemaakt. De herkomst van genoemde blauwe plekken kan voorts niet worden vastgesteld en het enkele bestaan van die blauwe plekken kan ook niet leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van (excessief) politiegeweld, of enig onrechtmatig handelen van de betreffende agenten in verband daarmee. Ook bij het boeien van een niet meewerkende verdachte, zoals in deze zaak, kunnen immers blauwe plekken veroorzaakt worden, zonder dat dit direct onrechtmatig is. Eiseres is bovendien tegen de grond gewerkt, nadat zij een agent geslagen had. Gesteld nog gebleken is dat dit onnodig is geweest.
4.7
Ten aanzien van de bodycambeelden die niet meer beschikbaar zijn, zoals eiseres ter zitting stelt, geldt dat hiervoor door gedaagde een toereikende en door eiseres niet bestreden verklaring is gegeven. Gedaagde voert aan dat de bewuste bodycam van een ander politiebureau was geleend en dat relevante beelden na afloop van een dienst op een (eveneens geleende) laptop werden gezet. In dit geval is dat ook gebeurd, alleen zijn die beelden na afloop van de geldende bewaartermijn gewist, aldus gedaagde. Eiseres verbindt aan het ontbreken van de bodycambeelden bovendien geen duidelijke en relevante (juridische) conclusie. Voorts geldt dat anders dan het gestelde politiegeweld dat hierboven onder 4.6 reeds is besproken, geen door middel van de bodycambeelden te bewijzen feiten of omstandigheden zijn gesteld, die maken dat het handelen van gedaagde als onrechtmatig zou moeten worden beoordeeld. Ten aanzien van het gestelde politiegeweld kunnen eventuele beelden ook niet als bewijs dienen, omdat het dossier slechts melding maakt van na het boeien van eiseres gemaakte beelden. Aan het ontbreken van de bodycambeelden verbindt de kantonrechter dan ook geen consequenties.
4.8
Als erkend, dan wel door eiseres niet weersproken, staat vast dat eisers eerst de mogelijkheid is geboden zichzelf aan te kleden en dat zij later, nadat zij geboeid was, door toedoen van vrouwelijke agenten in enige mate is aangekleed alvorens zij naar het politiebureau is vervoerd. In ieder geval staat als erkend vast dat zij een broek aanhad. Ter zitting is voorts onweersproken door gedaagde gesteld dat zij een T-shirt aanhad, dat dit door de boeien niet goed zat en dat daarom een deken uit een politiewagen is gehaald en om haar heen is geslagen. Voor zover eiseres meer dan wel anders gekleed en/of bedekt had willen zijn, geldt dat onder de gegeven omstandigheden van de aanwezige agenten niet kon worden verlangd dat zij eiseres beter hadden aangekleed en haar lichaam hebben bedekt dan zij hebben gedaan. Er bestaat voorts op basis van de processtukken, de daarin aanwezige verklaringen van de betrokken politieagenten en de stellingen van partijen geen aanleiding te oordelen dat gedaagde eiseres onvoldoende heeft aangekleed om haar te kunnen vervoeren, dan wel om haar (later) heen te zenden.
4.9
Gelet op het voorgaande zal de vordering van eiseres worden afgewezen
4.1
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen op na te melden wijze. Voor een veroordeling in de nakosten zoals door gedaagde gevorderd bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.Beslissing

De kantonrechter:
5.1
wijst de vordering van eiseres af;
5.2
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 144,00 als het aan de gemachtigde van gedaagde toekomende salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. J.L.M. Luiten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019.