ECLI:NL:RBDHA:2019:5688
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een aanlijngebod voor een hond wegens gevaarlijk of hinderlijk gedrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een hond, en de burgemeester van Katwijk. De burgemeester had op 15 januari 2018 een kort aanlijngebod opgelegd voor de hond van de eiser, omdat deze als gevaarlijk of hinderlijk werd beschouwd op basis van een rapport van de politie. Dit rapport meldde dat de hond op 6 oktober 2017 een man had gebeten en eerder al meldingen had ontvangen over het gedrag van de hond. Eiser was het niet eens met het besluit en stelde dat er geen bijtincident had plaatsgevonden en dat de hond goed onder controle was. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende aanleiding had om het aanlijngebod op te leggen, gezien de meldingen en het rapport van de politie. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij het vaststellen of een hond gevaarlijk of hinderlijk is. Eiser had niet overtuigend aangetoond dat de hond niet als zodanig kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en stelde dat het algemeen belang om incidenten te voorkomen zwaarder woog dan het belang van eiser om de hond vrij te laten lopen. Eiser kan in de toekomst een verzoek indienen tot opheffing van het aanlijngebod indien het gedrag van de hond verbetert.