ECLI:NL:RBDHA:2019:6244
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat het beroep was behandeld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van de ingediende stukken. Eiser, die de Iraanse nationaliteit heeft, stelde dat de opvang en asielprocedure in Italië ernstige tekortkomingen vertoonden, waardoor hij een reëel risico liep op schending van artikel 3 van het EVRM bij overdracht aan Italië. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in eerdere uitspraken had vastgesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing was op Italië.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat de situatie in Italië sinds de eerdere uitspraken wezenlijk was verslechterd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij verzet mogelijk was binnen zes weken na bekendmaking.