ECLI:NL:RBDHA:2019:6245
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser had op 18 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, waarbij zij de aangevoerde gronden van eiser heeft gewogen tegen de geldende jurisprudentie. Eiser betoogde dat hij bij terugkeer naar Italië het risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3 van het EVRM. Hij verwees naar verschillende rapporten en uitspraken die zijn standpunt onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende had aangetoond dat de situatie in Italië zodanig is dat de overdracht aan dat land niet kan plaatsvinden zonder dat dit in strijd is met zijn mensenrechten.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht van eiser aan Italië van onevenredige hardheid getuigt. Het beroep van eiser werd dan ook kennelijk ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier mr. J.C. de Grauw, en is openbaar gemaakt op 19 juli 2019.