ECLI:NL:RBDHA:2019:6450
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende middelen van bestaan en gevaar voor openbare orde
Op 3 juni 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. van Raak. Eiser, een Kosovaarse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 januari 2019, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de referente, de Nederlandse partner van eiser, niet zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt, en op het feit dat eiser een gevaar voor de openbare orde vormt vanwege een eerder gepleegd strafbaar feit.
Tijdens de zitting op 2 mei 2019 heeft eiser betoogd dat zijn referente alles heeft gedaan om geen beroep te hoeven doen op bijstand en dat verweerder een concretere beoordeling van haar financiële situatie had moeten maken. Eiser verwees naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en stelde dat de weigering om hem een mvv te verlenen in strijd is met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de referente niet duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt. De rechtbank volgde niet de stelling van verweerder dat er geen duurzame relatie tussen eiser en referente bestaat, maar oordeelde dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van het algemeen economisch belang kon uitvallen. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.