Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en stelt de Congolese nationaliteit te bezitten. Zij heeft op 15 november 2017 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres niet in het bezit is van een geldige mvven zij niet in aanmerking komt voor vrijstelling hiervan. Eiseres heeft geen compleet medische dossier toegestuurd, zodat verweerder geen advies heeft kunnen vragen aan het BMAover de vraag of eiseres gezien haar medische klachten kan reizen. Daarnaast is de uitzetting niet in strijd met artikel 8 van het EVRMen voldoet eiseres niet aan het paspoortvereiste. Asielgerelateerde gronden worden niet getoetst in een reguliere procedure, zodat verweerder niet toekomt aan toetsing aan artikel 3 van het EVRM. Omdat eiseres op 12 november 2010 een terugkeerbesluit heeft gekregen, legt verweerder een inreisverbod op voor de duur van twee jaren.
3. Eiseres heeft zich in beroep – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit geen formele rechtskracht heeft, omdat het niet is ondertekend. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen advies gevraagd aan het BMA vanwege een incompleet dossier. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar DRChet risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, omdat zij als vrouw te vrezen heeft voor (seksuele) geweldpleging. Ook heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte een inreisverbod opgelegd en heeft verweerder nagelaten haar te horen in bezwaar. Als laatste verzoekt eiseres om eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter te herzien en voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Strijd met de goede procesorde
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 23 mei 2019 om 14:55 uur een verweerschrift naar de rechtbank heeft gefaxt, terwijl de zitting in deze zaak plaatsvond op 24 mei 2019. Verweerder heeft het verweerschrift wegens het ontbreken van een faxnummer niet aan de gemachtigde van eiseres verzonden. Daarbij komt dat de rechtbank op 20 mei 2019 contact heeft gehad met verweerder en heeft verzocht om (tijdige toezending van) een verweerschrift. Eiseres heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het verweerschrift te laat is ingediend, zodat dit vanwege strijd met de goede procesorde niet bij de beoordeling van het beroep mag worden betrokken. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde omstandigheden met zich brengen dat het (te) laat indienen van het verweerschrift in strijd is met de goede procesorde. Op grond hiervan zal de rechtbank het verweerschrift niet meenemen in haar oordeel. Dit laat onverlet dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5. Hoewel de zin “Deze brief is geproduceerd in een geautomatiseerd proces en daarom niet ondertekend” ontbreekt in het bestreden besluit, leidt dit niet tot de conclusie dat het bestreden besluit niet is ondertekend en om die reden geen formele rechtskracht heeft. Uit het bestreden besluit blijkt immers dat dit namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgesteld door [naam 3], waardoor is te controleren of het besluit is genomen door een daartoe bevoegd persoon.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen compleet medisch dossier heeft overgelegd aan verweerder, terwijl verweerder hier wel meerdere keren uitdrukkelijk om heeft verzocht. Uit artikel 3.102b, eerste lid, aanhef en onder c, van het Vben het ter uitwerking daarvan in paragraaf A3/7.2.4. van de Vcneergelegde beleid blijkt duidelijk dat de vreemdeling zelf gegevens van zijn behandelaars over diagnose en behandeling moet overleggen. Dat verweerder met gebruikmaking van de toestemmingsverklaring desgewenst nadere informatie van de behandelaars kan vragen doet daaraan niet af.De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende medische informatie heeft overgelegd, zodat verweerder conform paragraaf A3/7.2.6. van de Vc het BMA niet heeft verzocht een advies uit te brengen.
7. Het betoog van eiseres dat zij als vrouw bij terugkeer naar DRC een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM, kan niet in deze procedure worden beoordeeld. Dit betoog ziet namelijk op asielgerelateerde problemen en die kunnen – gezien de strikte scheiding tussen asiel- en reguliere zaken – niet worden meegenomen bij de beoordeling van een reguliere aanvraag.
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 12 november 2010 een terugkeerbesluit heeft ontvangen. Dit besluit had als rechtsgevolg dat eiseres binnen vier weken Nederland en de EUmoest verlaten. Dit besluit staat in rechte vast. Ook staat vast dat eiseres niet heeft voldaan aan de opgelegde vertrekplicht. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte op grond van artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb, een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd aan eiseres.
9. Het beroep op schending van de hoorplicht slaagt niet. Van horen in bezwaar kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awbworden afgezien indien er naar objectieve maatstaven op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. Gezien de motivering van het primaire besluit en wat eiseres hiertegen in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd, is aan voormelde maatstaf voldaan.
10. Een verzoek om herziening kan worden gedaan met betrekking tot een onherroepelijke einduitspraak van een bestuursrechter in de hoofdzaak. Op grond van de weten jurisprudentie is het niet mogelijk een verzoek om herziening in te dienen tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter, tenzij het een einduitspraak in de zin van artikel 8:86 van de Awb betreft.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
11. Omdat verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond heeft verklaard, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om over te gaan tot een proceskostenvergoeding in bezwaar.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.