ECLI:NL:RBDHA:2019:690

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
NL18.23937 (beroep) en NL18.23938 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandeling stellen asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling te stellen. Eiser had op 6 december 2018 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde deze buiten behandeling omdat het M35-O formulier niet volledig was ingevuld. Eiser had in zijn zienswijze een beroep gedaan op gewijzigde beleidsregels en een rapport van Sabine Jansen, maar verweerder vond dat hij niet voldoende had aangetoond waarom de beleidswijziging op hem van toepassing was.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen. Eiser had in zijn zienswijze wel degelijk relevante informatie aangedragen die betrekking had op de nieuwe werkinstructie en de rapportage van Jansen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op de aanvraag van eiser in behandeling te nemen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat dit enkel was ingediend om uitzetting te voorkomen tijdens de beroepsprocedure. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.536,-.

De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.23937 (beroep) en NL18.23938 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

ProcesverloopMet het besluit van 6 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het beroep is samen met het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op de zitting van 4 januari 2019. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Feiten en besluitvorming
1. Eiser is van Iraakse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] .
2. Op [datum] heeft eiser een formulier ‘Kennisgeving Tweede of volgende asielaanvraag’, ook wel ‘het M35-O formulier’, ingediend. Op dit formulier heeft eiser onder paragraaf 3, ‘Reden(en) voor het opnieuw indienen van een asielaanvraag’, het vakje ‘Nieuwe documenten/bewijsmiddelen’ aangekruist en daar: “wordt verwacht”, met de hand bijgeschreven. Op het formulier staat onder dit vakje het volgende:
• stuur het betreffende document/bewijsmiddel mee (origineel inclusief vertaling);
• geef aan hoe u in het bezit bent gekomen van dit document/bewijsmiddel;
• geef aan wanneer u in het bezit bent gekomen van dit document/bewijsmiddel;
• geef aan waarom u het document/bewijsmiddel niet eerder hebt ingediend;
• geef aan op welke wijze dit document/bewijsmiddel op u van toepassing is en waarom dit voor u reden is om opnieuw een asielaanvraag te willen indienen.
3. In het voornemen van 17 november 2018 heeft verweerder geconstateerd dat het M35-O formulier niet volledig is ingevuld. Eiser heeft alleen aangegeven dat hij een herhaalde asielaanvraag indient vanwege nieuwe documenten/bewijsmiddelen, maar hij heeft de betreffende documenten/bewijsmiddelen niet (in origineel met officiële Nederlandse vertaling) overgelegd. Ook heeft hij geen toelichting op de documenten/bewijsmiddelen gegeven. Daarom verzoekt verweerder eiser de ontbrekende stukken binnen een termijn van één week over te leggen en/of de herhaalde asielaanvraag nader toe te lichten. Als eiser niet tijdig op het verzoek om aanvullende stukken en/of informatie te verstrekken reageert, dan kan dat leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook heeft verweerder opgemerkt dat wanneer eiser het niet eens is met dit voornemen, hij binnen één week een zienswijze kan indienen.
4. Eiser heeft naar aanleiding van het voornemen een zienswijze ingediend. Daarin wordt een beroep gedaan op de nieuwe werkinstructie met betrekking tot het beoordelen van gestelde homoseksuele geaardheid. Eiser stelt dat hij in de vorige procedure is gehoord en beoordeeld naar aanleiding van de toen nog geldende werkinstructie 2015/9. Ook moet volgens eiser de inhoud van de rapportage van mr. Sabine Jansen ‘Trots of Schaamte?’ bij de wijze van beoordeling worden betrokken.
5. Met het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag, met toepassing van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, buiten behandeling gesteld. Verweerder heeft overwogen dat in het voornemen is aangegeven dat de aanvraag niet compleet is. Eiser heeft in de zienswijze geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de aanvullende vragen die hem in het voornemen zijn gesteld, te beantwoorden. Op het M35-O formulier heeft eiser aangegeven opnieuw een asielverzoek in te dienen omdat er nieuwe documenten en bewijsmiddelen worden verwacht. Deze documenten zijn nog steeds niet overgelegd. De aanvraag is daarom nog steeds niet compleet. De enkele algemene verwijzing naar de nieuwe werkinstructie aangaande het beoordelen van de gestelde homoseksuele geaardheid en het rapport ‘Trots of Schaamte’ is onvoldoende om te spreken van een complete aanvraag, aldus verweerder.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Eiser stelt dat hij inderdaad heeft aangegeven dat nieuwe documenten en bewijsmiddelen worden verwacht, maar dat deze nog niet voorhanden zijn en wellicht niet beschikbaar blijken. Hij heeft in zijn zienswijze echter wel relevante ontbrekende informatie genoemd, namelijk de nieuwe werkinstructie 2018/9 en het rapport van mr. Sabine Jansen.
Beoordeling
7. Verweerder is op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw bevoegd een aanvraag buiten behandeling te stellen als de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor de aanvraag.
8. Verweerder heeft zijn standpunt op de zitting nader toegelicht. Het standpunt komt er op neer dat eiser in zijn zienswijze niets meer heeft gezegd over de nieuwe documenten/ bewijsstukken die hij aan zijn herhaalde aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Het verzuim is dus niet hersteld. Als eiser dan iets anders aan zijn herhaalde aanvraag ten grondslag wil leggen dan aangegeven op het M35-O formulier, zoals is in dit geval nieuw beleid, dan moet hij ook meteen aangeven waarom deze beleidswijziging op hem van toepassing is. Op het M35-O formulier staat onder het vakje ‘Gewijzigd beleid’ immers:
• specifieke verwijzing naar de betreffende beleidswijziging (brief aan de Tweede Kamer, Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire of anderszins);
• geef aan waarom deze beleidswijziging ook op u van toepassing is.
Dat heeft eiser niet gedaan. Daarom heeft verweerder de aanvraag buiten behandeling gesteld.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser in de zienswijze, anders dan in beroep, niks heeft gezegd over de stukken waarnaar hij in het M35-O formulier heeft verwezen. Dit is echter op zichzelf onvoldoende om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de zienswijze in elk geval dat eiser ook iets anders, namelijk gewijzigd beleid, aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Verweerder heeft dit ook zo opgevat. Verweerder valt er in de kern vooral over dat eiser in de zienswijze niet heeft aangegeven waarom de beleidswijziging op hem van toepassing is. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. Eiser heeft in de zienswijze naar voren gebracht dat hij onder de oude werkinstructie is gehoord en hij doet een beroep op de nieuwe werkinstructie. Dit impliceert dat eiser van mening is dat hij onder de nieuwe werkinstructie in een gunstigere situatie komt. Daarmee heeft eiser de beleidswijziging voldoende op zijn eigen situatie toegespitst.
10. Gelet op het voorgaan is geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Verweerder had de aanvraag dan ook niet buiten behandeling mogen stellen. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder de herhaalde aanvraag alsnog in behandeling moet nemen, is voor de rechtbank geen ruimte om de rechtsgevolgen in stand te laten.
11. De rechtbank heeft een oordeel gegeven in de beroepsprocedure. Daarom is er geen aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. De voorlopige voorziening is namelijk alleen ingediend om uitzetting gedurende de behandeling van de beroepsprocedure te voorkomen. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.536,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op de aanvraag van eiser in behandeling te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.536,-;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.